background image
Verklaring van het visioen van Elias.
32.
Inleidende opmerking van Brentano.   
In Katarina’s later visioenen op het openbaar leven van Jezus, werd 
haar in verband met het optreden van Joannes de Doper, nogmaals 
het gezicht van Elias verleend, opdat zij de toestand van het 
Beloofde Land en zijn bewoners beter zou begrijpen.   
Uit dit verhaal nemen wij, zegt Brentano, datgene wat dienstig is ter 
opheldering van het voorgaande.   
Het was ten tijde van Elias. Ik zag bij de tempel te Jeruzalem een
grote opschudding en alles op stelten: men beraadslaagde, men
schreef brieven met rietpennen, men zond boden uit door heel het
land; men bad, men smeekte tot God om regen.
Overal liet men de profeet Elias opsporen. Ook heb ik dezen in
de woestijn spijs en drank van de engel zien ontvangen; de engel
droeg een klein vat dat geleek op een blinkend tonnetje met witte
en rode dwarsstrepen. Ik zag zijn strijd tegen Achab, het offer op
de Karmel, de uitroeiing van de afgodenpriesters, zijn bidden om
regen, het opstijgen van de wolk en haar aantocht (zie I Kon.
geheel 17 en 18 ).
1 Koningen 17
Elia aan de beek Kerit
1. Toen zeide de Tisbiet Elia, uit Tisbe in Gilead, tot Achab: Zo waar de HERE, de God van
Israël, leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn
woord.
2. Daarna kwam het woord des HEREN tot hem:
3. Ga vanhier, wend u oostwaarts en verberg u bij de beek Kerit, die in de Jordaan uitmondt.
4. Gij kunt uit de beek drinken, en Ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien.
5. Daarop ging hij heen en deed naar het woord des HEREN; hij ging verblijf houden bij de beek
Kerit, die in de Jordaan uitmondt.
6. De raven brachten hem des morgens brood en vlees, en des avonds brood en vlees, en hij
dronk uit de beek.
Elia en de weduwe van Sarefat
7. Doch na verloop van tijd droogde de beek uit, omdat er geen regen in het land gevallen was.
8. Toen kwam het woord des HEREN tot hem:
9. Maak u gereed, ga naar Sarefat, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, Ik heb
daar een weduwe geboden u te verzorgen.
Fascikel 2
132