background image
31. Elia nam twaalf stenen naar het getal van de stammen der zonen van Jakob, tot wie het
woord des HEREN gekomen was: Israël zal uw naam zijn.
32. Hij bouwde met de stenen een altaar in de naam des HEREN, en maakte rondom het altaar
een groeve ter wijdte van twee maten zaad.
33. Hij schikte het hout, hieuw de stier aan stukken en legde die op het hout.
34. Toen zeide hij: Vult vier kruiken met water en giet ze uit over het brandoffer en over het
hout. Daarna zeide hij: Doet het ten tweeden male. En zij deden het ten tweeden male. Daarna
zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden het ten derden male,
35. zodat het water rondom het altaar liep; zelfs de groeve vulde hij met water.
36. Op de tijd nu, dat men het avondoffer brengt, trad de profeet Elia naar voren en zeide:
HERE, God van Abraham, Isaak en Israël, heden moge bekend worden, dat Gij God zijt in
Israël, en dat ik uw knecht ben, en op uw bevel al deze dingen doe.
37. Antwoord mij, HERE, antwoord mij, opdat dit volk wete, dat Gij, HERE, God zijt, en dat Gij
hun hart weer terugneigt.
38. Toen schoot het vuur des HEREN neer en verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en
de aarde, en lekte het water in de groeve op.
39. Toen het gehele volk dat zag, wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: De HERE, die is
God! De HERE, die is God!
40. Daarop zeide Elia tot hen: Grijpt de profeten van de Baäl, laat niemand van hen ontkomen.
Zij grepen hen, en Elia voerde hen naar de beek Kison en liet hen daar slachten.
41. Vervolgens zeide Elia tot Achab: Ga, eet en drink, want daar is het geruis van een
stortregen.
42. Toen ging Achab heen om te eten en te drinken. Elia echter klom naar de hoogte van de
Karmel, boog zich ter aarde en legde zijn aangezicht tussen zijn knieën.
43. Daarop zeide hij tot zijn knecht: Klim omhoog, zie uit naar de zeekant. Hij klom omhoog en
zag uit, maar zeide: Er is niets. Daarop zeide hij: Ga weer. Tot zevenmaal toe.
44. Bij de zevende maal nu zeide hij: Zie, een wolkje als eens mans hand stijgt op uit de zee.
Toen zeide hij: Ga heen, zeg aan Achab: Span in en daal af, laat de stortregen u niet ophouden.
45. Toen, in een oogwenk, werd de hemel zwart van wolken en wind, en viel er een zware
stortregen. Daarop reed Achab weg en ging naar Jizreël.
46. Maar de hand des HEREN was over Elia, zodat hij zijn lendenen gordde en vóór Achab uit
snelde tot waar men de richting naar Jizreël inslaat.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Ik zag hoe niet alleen de aarde, maar ook de mensen onvruchtbaar
waren, dor en arm aan edeler kiemen en goede telgen. Ik zag hoe
Elias door zijn roepen en bidden de zegen bekwam69, hoe uit die
69 Elias bekwam door zijn gebed de zegen of de werking van die zegen
waarover in fasc. 1, nr. 25, voetnoot 53 uitgeweid is.
Maria was er de volle ontwikkeling van, de hoogste bloei en
Jezus, door de profeten bij dauw en verkwikkende regen vergeleken,
de uiteindelijke volle vrucht.
Zonder Elias’ gebed zou de Messias, volgens nr. 33, wellicht een eeuw later
gekomen zijn.
Fascikel 2
135