background image
40.
Toen ik vannacht in mijn groot reisvisioen in het Beloofde Land
kwam, zag ik weer alles wat ik over de ontvangenis der H. Maagd
reeds heb verteld. Hierop geraakte ik in mijn dagelijkse visioenen
op het openbaar leven van onze Zaligmaker en ik bevond mij, wat
tijd en volgorde betreft, op 8 december in het 3e jaar van Jezus’
openbaar leven.
Ik vond Jezus niet in het Beloofde Land, doch werd door mijn
Gids oostwaarts over de Jordaan naar Arabië gevoerd; Jezus
bevindt zich nu immers met de drie Hem vergezellende
jongelingen in de tentenstad der H. Driekoningen. Daar zijn zij
sedert hun terugkeer van Bethlehem gevestigd84.
Ik zag dat er nog twee van de H. Driekoningen in leven waren.
Ook zag ik dat zij, te beginnen met heden, 8 december, met heel
hun stam een driedaags feest vierden.
Vijftien jaar vóór Christus’ geboorte hadden zij in deze nacht de
door Bileam voorspelde ster gezien (cfr. Num. 24, 17); zij en hun
voorouders hadden zo lange tijd in standvastige en zorgvuldige
waarneming van de sterrenhemel erop gewacht; toen zij haar voor
de eerste maal hadden zien verschijnen (op het uur van Maria’s
Onbevlekte Ontvangenis), hadden zij er het beeld van een maagd
in herkend:
-
zij hield in de éne hand een scepter en
-
in de andere een weegschaal;
-
op het éne bekken lag een prachtige tarwe-aar en
84 Het middenpunt van hun nieuw land lag ten westen van de Eufraat, een
25-tal uren ten noordwesten van Babylon.
Toen Jezus zich hier op 8 december bevond, vierden zij een driedaags
feest, dat niet gehouden werd ter ere van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis,
maar ter herinnering aan de afschaffing van het mensenoffer en deze
afschaffing was het gevolg geweest van het beeld dat zij op het uur van
Maria’s Ontvangenis gezien hadden.
Fascikel 2
157