De vlam richtte zich geheel naar binnen en opeens zag ik nu
dat Anna de pasgeboren Maria, die schitterde van licht, in
haar armen ontving, onder haar mantel nam, aan haar hart
drukte en het dan naakt op de knielbank vóór de
relikwieënkast neerlegde en doorging met bidden.
Ik hoorde het kindje vervolgens wenen, en ik zag dat Anna
doeken van onder haar wijde sluier, waarin ze gehuld was, te
voorschijn trok. Zij wikkelde nu aanstonds het kind tot onder de
armen in deze zwachtels, eerst in een witgrijze, en dan in een rode
erboven; doch ze liet de borst, de armpjes en het hoofdje nog
onbedekt.
Nu was de verschijning van de braamstruik rondom haar
verdwenen.
De vrouwen richtten zich op en ontvingen met grote
verwondering het pasgeboren kind op de armen; zij weenden van
overgrote vreugde. Dan hieven zij gezamenlijk een nieuwe
lofzang aan, en Anna hield haar kind in de hoogte, als om het aan
God op te dragen.
Ik zag daarbij de kamer opnieuw met glans vervuld en ik
aanschouwde een menigte engelen, die Gloria en Alleluia
zongen. Ik onderscheidde en verstond al hun woorden;
ze verkondigden o.m. dat het kind op de 14e dag de naam
‘MARIA’ moest ontvangen.
Anna begaf zich nu naar haar slaapvertrek en legde zich te bed.
De vrouwen echter wikkelden het kind los, wasten het en
bakerden het opnieuw in en legden het vervolgens in het bereik
van de moeder. Men kon nl. aan haar legerstede, van voren of aan
de muurzijde, of ook aan het voeteinde, naar gelang men het
verkoos, een gevlochten traliekorfje vastmaken, om het kind een
plaatsje dicht bij de moeder en toch ervan afgescheiden, te
bereiden.
Nu riepen de vrouwen de vader binnen. Joakim naderde tot het
bed, knielde neer en besproeide met een vloed van tranen zijn
Fascikel 2
180
|