Ik herinner mij onder hen gezien te hebben Anna’s zuster Maraha
uit Sefforis; ook Maria Heli, Anna’s oudste dochter en meer
andere vertrouwde personen. Moeder Anna zelf had wel reeds het
bed verlaten, doch zij hield zich teruggetrokken in haar kamer
achter de haardmuur en verscheen niet op de plechtigheid.
Enoeë, de zuster van Elisabet, bracht het kindje Maria, dat tot
onder de armpjes in rode en doorschijnende witte windsels gehuld
was, en legde het in Joakims armen.
De priesters traden vóór het altaar (in een halve kring) rondom de
gebedsrollen en baden luidop. Van de voornaamste onder hen
werd door twee anderen de sleep van het kleed opgehouden.
Hierna legde Joakim het kind in de handen van de voornaamste
priester, die het, onder gebed, offerend in de hoogte hief en het
daarna in het wiegje op het altaar legde. Hierop nam hij een nijp-
of knipschaar; ze was aan haar uiteinde van een buisje voorzien,
waarin het haarknipsel als in het bakje van een snuitschaar
geduwd werd105. Met dit instrument sneed hij drie haarlokjes van
het hoofd van het kind af, aan weerszijden één en het derde in het
midden, en daarna verbrandde hij die in een pot met
houtkolenvuur.
Dan nam hij een bus met olie en zalfde de vijf zintuigen van het
kind; met de duim streek hij zalf op de
-
oren,
-
ogen,
-
neus,
-
mond en
-
hartgroeve.
105 Nota van Brentano. – De schaar had geen as of spil (ook geen greep of
ogen), zoals onze gewone, tweeledige scharen, doch veerde slechts, gelijk
vuurtangen of schaapsscharen.
Fascikel 2
193
|