background image
altaar stonden holle, metalen zuiltjes; hierop rustten een soort van
schoorstenen; ze waren van dun koper en geleken op wijde
trechters die boven eindigden met buizen, die naar de buitenkant
hoornvormig gebogen waren; zo vloog de rook op die plaatsen
boven de hoofden van de offerende priesters weg.
Terwijl Joakims offer reeds aan het opbranden was, kwam Anna
met haar feestelijk uitgedoste kleine Maria en met haar
begeleidstertjes in het vrouwenvoorhof aan, dat de eigen plaats
van de vrouwen in de tempel was. Dit voorhof was van het ander
voorhof, waar zich het brandofferaltaar bevond, gescheiden door
een muur, waarop zich boven een traliewerk (leuning of
borstwering) verhief156.
In het midden van die muur was toch een poort. De standplaats
van de vrouwen stijgt vanaf die scheidsmuur naar achteren
langzaam schuin omhoog, zodat wel niet alle, maar toch de verst
achteruitstaande mensen iets van het offeraltaar konden zien.
Wanneer de poort in de tussenmuur openstond, kon een deel van
de vrouwen ook door deze poort naar het altaar zien. Maria en de
overige meisjes stonden vóór Anna; de overige verwante vrouwen
hadden dicht bij die poort plaats genomen. Op een voorbehouden
plaats stond een groep in het wit geklede tempelknapen, die op
fluiten en harpen speelden157.
156 Vanop het voorhof der vrouwen keek men tegen een blinde muur, doch
tegen de achterkant zullen bijgebouwen of kamers aangeleund hebben.
Daar wij hier echter nog met de oude tempel te doen hebben, is dit punt,
gelijk ook het achterwaarts klimmen van de bodem niet controleerbaar.
De tralies op de muur zijn de borstwering waarmee alle platformen van
gebouwen, volgens een wetvoorschrift, voorzien moesten zijn.
157 Tempelknapen in het wit. – Volgens I Par. 15, 27 en II Par. 5, 12 en
volgens Flavius Josephus droegen de zangers een fijn witlinnen tuniek,
zoals de priesters; zij beschikten over een voorbehouden ruimte op een
verhoog in het voorhof van de priesters en over de stoep vóór de grote
tussenpoort in het voorhof der vrouwen.
Bij en onder die poort geschiedden allerlei handelingen die in de Wet
voorzien zijn.
Fascikel 3
263