27. tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David,
en de naam der maagd was Maria.
28. En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here
is met u.
29. Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn.
30. En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij
God.
31. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven.
32. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem
de troon van zijn vader David geven,
33. en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap
zal geen einde nemen.
34. En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man
heb?
35. En de engel antwoordde en zeide tot haar: De heilige Geest zal over u komen en de kracht
des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon
Gods genoemd worden.
36. En zie, Elisabet, uw verwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom en dit
is reeds de zesde maand voor haar, die onvruchtbaar heette.
37. Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen.
38. En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. En de engel
ging van haar heen.
Maria en Elisabet – De lofzang van Maria
39. Maria dan maakte zich op in die dagen en reisde met spoed naar het bergland, naar een
stad van Juda.
40. En zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet.
41. En toen Elisabet de groet van Maria hoorde, geschiedde het, dat het kind opsprong in haar
schoot, en Elisabet werd vervuld met de heilige Geest.
42. En zij riep uit met luider stem en sprak: Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is
de vrucht van uw schoot.
43. En waaraan heb ik dit te danken, dat de moeder mijns Heren tot mij komt?
44. Want zie, toen het geluid van uw groet in mijn oren klonk, sprong het kind van vreugde op
in mijn schoot.
45. En zalig is zij, die geloofd heeft, want wat vanwege de Here tot haar gezegd is, zal
volbracht worden.
46. En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot de Here,
47. en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland,
48. omdat Hij heeft omgezien naar de lage staat zijner dienstmaagd. Want zie, van nu aan
zullen mij zalig prijzen alle geslachten,
49. omdat grote dingen aan mij gedaan heeft de Machtige. En heilig is zijn naam,
50. en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht voor wie Hem vrezen.
51. Hij heeft een krachtig werk gedaan door zijn arm, en Hij heeft hoogmoedigen in de
overlegging huns harten verstrooid;
52. Hij heeft machtigen van de troon gestort en eenvoudigen verhoogd,
53. hongerigen heeft Hij met goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig weggezonden.
54. Hij heeft Zich Israël, zijn knecht, aangetrokken, om te gedenken aan barmhartigheid, –
55. gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen – voor Abraham en zijn nageslacht in
eeuwigheid.
56. En Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar en keerde terug naar haar huis.
De geboorte van Johannes – De lofzang van Zacharias
57. Toen voor Elisabet de tijd vervuld was, dat zij baren zou, bracht zij een zoon ter wereld.
Fascikel 3
306
|