background image
In een tweede nota bij nr. 91 herhaalt hij enkele dingen en is vooral 
gelukkig te kunnen wijzen op een joods getuigenis, nl. van de rabbijn 
Azarias, die in zijn werk ‘Imreh Binah’, cap. 60 gewag maakt van de kuise 
dienaressen van God, die in de tempeldienst in communiteit een 
maagdelijk leven leidden.  
Men ziet het, Brentano zette zich schrap tegen hen die ook in zijn tijd dit 
feit uit Maria’s leven ontkenden.  Anderen in zijn tijd verdedigden het.  
Alzo leest men in Dictionnaire de la Bible, T IV, bij ‘t woord ‘Vierge’ in 
nota als slot van een betoog: “Wat men ook zegge, in de tijd van Maria’s 
opdracht, waren er maagden verbonden aan de dienst van de tweede 
tempel.” (Orsini) (1946).  
Toen gelijk nu was het een twistpunt, ten ware men nu zou beweren dat 
niemand het nog houdt.  Doch dit zou een grove vergissing zijn.  Nog 
verdedigen felle geleerden het feit met hand en tand, zoals de 
Mariologen P. Gabriele en M. Roschini in hun boek ‘la Vie de Marie’.  
Daarom zeggen wij hier ook een woord erover.  
Wij geven enkele argumenten ten gunste, maar zeggen al aanstonds dat 
nopens dit punt, zoals nopens veel andere, ook wanneer het strikte 
geloofswaarheden geldt, de argumenten nooit zulk een bewijskracht 
hebben, dat ze tot geloof dwingen.  Wie iets niet gaarne aanvaardt, 
vindt steeds een antwoord, een uitvlucht, een tegenargument.  
Zo staat in het Evangelie van de H. Lukas, in de episode van de opdracht 
van het Kind Jezus in de tempel, in vierkante woorden: “Ook was daar 
een profetes Anna (Hanna), een weduwe van 84 jaar.  Nooit verliet zij de 
tempel, maar diende God dag en nacht onder vasten en bidden.”  
(Lk. 2, 36‐38).  
Men zou denken: een vrouw die nooit de tempel verlaat en God daar 
dag en nacht dient, woont in de tempel, te meer daar er zelfs in het 
Oude Testament bewijzen voorhanden zijn dat zekere vrouwen aan de 
tempel verbonden waren.  Wij, die door K. Emmerick min of meer hun 
levenswijze in de tempel kennen, vragen ons af of die woorden van 
Lukas ‘dag en nacht’ niet bepaald wijzen op het opstaan ‘s nachts van 
die vrouwen en meisjes.  Wie echter het wonen van vrouwen in de 
tempel niet aanneemt, antwoordt: “Wel neen! de woorden van de 
evangelist moet men niet letterlijk nemen.  Bij ons zegt men toch ook 
van iemand die veelvuldig ter kerke gaat: hij zit er ganse dagen.”  
Fascikel 3
309