4) In 4 is sprake van de profetes Hanna, met wie wij begonnen zijn.
Volgens een deel der schriftuurverklaarders is Hanna ene van de
vrouwen, die gelijk de maagden, zich aan de dienst van God en de
tempel gewijd had en er ook verbleef, dag en nacht zonder hem ooit
te verlaten.
1) In zijn uitleg van Ex. 38, 8 zegt Cornelius a Lapide o.m., terwijl hij de
rabbijn Abraham citeert: “Israël kende van het begin af godvrezende
vrouwen die definitief aan de dienst van God en de tempel toegewijd
waren, de ijdelheid van de wereld versmaadden, God alleen wilden
dienen en behagen. Wanneer later de Tabernakel voltooid en nog
later de tempel gebouwd was, werd voor hen een vaste woning bij
het Heiligdom opgericht; daar verbleven zij, terwijl zij een leven
leidden van versterving, gebed en tempeldienst.”
4) Hun bestendig verblijf is vooral benadrukt door de H. Lukas, 2, 27,
aangezien de profetes Hanna de tempel nooit verliet en er vastte en
bad dag en nacht.
3) In II Makk. 3, 19 worden die vrouwelijke bewoners van de tempel
zelfs genoemd ‘opgesloten maagden’. Wij zouden spreken van
‘slotzusters’ en werkelijk zijn ze ermee te vergelijken.
“Tot hun getal”, zo vervolgt Cornelius a Lapide, “behoorde ook de H.
Maagd, die haar opvoeding in de tempel ontving, nadat ze zich als
driejarig kind aan God en de tempeldienst toegewijd had.”
”Die maagden”, zegt hij nog, “waren een soort religieuze
gemeenschap, de orde van die tijd; wij kunnen ze beschouwen als
voorloopsters van onze vrouwelijke religieuzen; deze kunnen in gene
als het ware hun zeer oude oorsprong terugvinden.”
Tot hier Cornelius.
***
Overigens is het iets gewoon dat de tempelbeheerders vrouwen voor
meer vrouwelijke werken gebruikten. Ook onze kerken kennen zulke
helpsters.
Een ander argument is, dat zulke instellingen ook aan heidense tempels
verbonden waren. Bij de Romeinen noemde men die meisjes ‘vestalen’
Fascikel 3
311
|