8. De toegang tot de benedenste verdieping was aan de rechtervleugel van het huis, en met
wenteltrappen ging men op naar de middelste en van de middelste naar de derde.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
-
De tempel van Salomon had er 90.
-
In de tempel van Herodes waren ze bijna driemaal minder talrijk,
maar veel ruimer; ze waren over drie zijden en drie verdiepingen
verdeeld.
Het oudste getuigenis ten gunste van het bestaan van tempelmaagden
zou dat zijn van bisschop Evodius, voorzeker een getuigenis met prima‐
waarde, aangezien hij een tijdgenoot en leerling der Apostelen is.
Het tweede oudste is dat van het apokrief evangelie van Jakobus.
Meerdere elementen daarvan gaan terug tot het begin der 2e eeuw. Die
kennis van Maria’s verblijf in de tempel ging niet verloren, maar groeide
aan met de tijd en kreeg in betrekkelijk korte tijd uiting en gestalte in
een feest, dat in de Griekse of Oosterse Kerk reeds in de 6e eeuw ingang
vond en in de 13e eeuw door de Westerse Kerk overgenomen werd. Het
verbreidde zich in de gehele Kerk en werd algemeen gevierd.
Nochtans bleef ook scepticisme bestaan, dat in onze tijd tot ontkenning
uitgroeide. Zelfs werd op de Kerk sterke druk uitgeoefend om het
afgeschaft te krijgen, doch te vergeefs en hopelijk zal de Kerk het altijd
behouden.
Ons inziens is één van de sterkste bewijzen het eenstemmig getuigenis
van visionairen. Allen, en nog in onze dagen Jozefa Menendez en Th.
Neumann; hebben zij visioenen gehad op Maria’s leven in de tempel en
hebben zij haar verblijf in Gods huis eenstemmig bevestigd. De eerste
die op grond van visioenen dat verblijf zal ontkennen, moet nog
geboren worden.
Tot Jozefa Menendez heeft Christus in de loop van 3 jaren heel veel en
heel indrukwekkende openbaringen gedaan en letterlijk vele dingen
gedicteerd. In een uitlating over Gods liefde voor de mens mengt Hij
onder meerdere echte geloofswaarheden ook Maria’s verblijf in de
tempel, hoewel het met geloofswaarheden niets te maken heeft.
Wij geven hier het begin van dat lange dictaat, waarin het feit bevestigd
wordt.
Fascikel 3
313
|