Jozefs woning lag niet ver van de poort187; ze was niet zo groot
als die van Anna, het scheelde veel. In de nabijheid bevond zich
een vierhoekige put, waartoe men met enige treden afdalen moest,
en vóór het huis lag een klein, rechthoekig voorhof.
Ik zag Anna bij Maria binnentreden en haar het meegebrachte pak
overhandigen. Ik zag dat Maria van ontroering hevig weende;
ook vergezelde zij haar moeder een eindweegs, toen deze naar
huis terugkeerde188. Ik bemerkte de H. Jozef in een voorplaats
van het huis en in een afgezonderde ruimte.
187 Jozefs huis lag op de eerste helling van het kleine heuveltje, aan zijn
zuidwesteinde. Het was aangebouwd tegen een grot, die nu nog bestaat in
de basiliek van de Boodschap.
Nazareth is door heuvelen omgeven, maar deze hebben juist aan die
zuidwestkant een opening, die als het ware een natuurpoort is. Hierdoor liep
waarschijnlijk ook de weg die Anna en Jozef en Maria volgden, als ze
mekaar bezochten.
Later geven wij een kaart van Nazareth, waarop alle merkwaardige plaatsen
zullen aangetekend zijn.
188 Opmerking van Brentano die dit tafereeltje als volgt interpreteert:
Moeder Anna ging bij de H. Maagd te Nazareth voor de eerste maal op
bezoek en overreikte haar dochter nog een geschenk.
Maria die nu alleen en van haar geliefde moeder gescheiden leefde, stortte
tranen van ontroering, toen deze terugkeerde en zij haar een eindver
uitgeleide deed.
Tegen deze interpretatie kan nochtans de volgende moeilijkheid ingebracht
worden:
-
“Zou Maria niet eerder geweend hebben, omdat het nu uit was met haar
geliefd, stil, eenzaam beschouwend tempelleven?
-
Zou zij, die met God alleen genoeg had, die als kind en intredende
tempelmaagd zonder tranen, met vreugde van haar ouders afscheid had
genomen en 11 jaren zonder hen geleefd had, nu opeens zo
teergevoelig geweest zijn?”
Fascikel 3
337
|