De kleine, in 1730 gebouwde kerk was dwars over de verwoeste kerk van de
kruisvaarders gelegen; wij zeggen ‘was’, omdat ook deze sedert 1955
afgebroken is, om de oude kruisvaarderskerk in haar ganse grootte op de
oude fundamenten te kunnen herbouwen; dit plan is nu, april 1971,
verwezenlijkt, afgezien van enig binnenwerk dat nog opgedaan moet
worden. Deze kerk was en is driemaal zo groot als die van 1730 en
oostwaarts georiënteerd.
Wanneer men de kerk van 1730 binnentrad en halfweg de middenbeuk
gekomen was, stond men vóór een afdalende middentrap (a);
hij lag tussen twee smaller trappen van 12 treden die naar het priesterkoor
opstijgen. De 3 trappen samen vullen de breedte van het middenschip van
de kerk en liggen tussen het 3e paar pijlers.
Aan de voet van de afdalende trap gekomen, bevindt men zich in een
rechthoekige ruimte van 7,50 m bij 2,75 m; vroeger was ze, misschien nu
weer, 3 m langer naar het westen; ze wordt de kapel van de engel (b)
genoemd en vormde het voorhuis van Maria’s woning of was er in elk geval
inbegrepen.
Fascikel 3
342
|