geborduurd, ik weet niet meer of er een letter, ofwel een
versiering mee bedoeld was. Op de ronde zijde lag een witte doek
opgerold en er lag een schriftrol op het tafeltje.
86.
De H. Maagd stelde dit tafeltje op tussen haar slaapcel en de deur
van de kamer, doch een weinig naar links, waar een tapijt de
bodem bedekte. Nu legde zij een klein rond kussen op de vloer
vóór de tafel, en zonk, terwijl zij met beide handen op het tafeltje
steunde, op haar knieën er vóór neer. De kamerdeur was rechts
vóór haar en met de rug zat zij naar haar slaapcel gekeerd.
Maria liet haar sluier voor het aangezicht vallen en hield haar
handen, zonder de vingeren te strengelen, gekruist vóór de borst.
Zo zag ik haar lange tijd, met ten hemel geheven gelaat,
hartstochtelijk bidden; zij smeekte met smachtend verlangen om
de Verlossing, om de beloofde Messias-Koning. Zij verzuchtte er
om, dat haar gebed ten minste een geringe bijdrage tot zijn komst
mocht betekenen. Geknield en verrukt bleef zij lang in dit gebed
verslonden en dan liet zij het hoofd op de borst zinken.
Maar zie! opeens kwam nu aan haar rechterzijde in schuine
richting van de zoldering der kamer zulk een vloed van licht op
haar neergestraald, dat ik mij erdoor naar de wand bij de deur
teruggedrongen voelde; en ik zag in dat licht een witte,
schitterende jongeling met blonde losse haren tot vóór haar
nederzweven: het was de engel Gabriël.
Hij richtte het woord tot Maria en terwijl hij sprak
(wees gegroet, gij, genadenvolle, de Heer is met u, gij zijt
gezegend onder de vrouwen), bewoog hij lichtjes zijn armen
aan beide zijden van het bovenlijf weg (ongeveer zoals de
priester gedurende een oratie in de mis).
Ik zag de woorden als lichtende letters uit zijn mond komen;
ik las en hoorde ze.
Fascikel 3
346
|