background image
De H. Maagd was in diepe verrukking; een vloed van licht
vervulde de kamer; ik zag niet langer de schijn van de
brandende lamp, noch de zoldering van de kamer; de hemel
scheen geopend: een baan van licht boven de engel liet mij tot
in de hemel zien en bij het uitgangspunt van die lichtstroom
zag ik in een zee van licht een beeld of voorstelling van de H.
Drievuldigheid, nl. een driehoekig, in zichzelf terugkerend,
zichzelf doordringend licht en ik erkende daarin wat men
slechts aanbidden en nooit begrijpen of uitspreken kan, God
den Almachtige, de Vader, de Zoon en de H. Geest en toch
slechts één God Almachtig.
Fascikel 3
348