background image
Maria was op dit ogenblik zo van licht doorstraald, dat men
niets donkers, niets ondoorzichtbaars nog in haar ontwaarde;
haar ganse gestalte schoot licht uit en was van licht geheel
doorschenen.
Nadat het licht Maria op die manier had doordrongen, zag ik de
engel verdwijnen; de lichtstroom waaruit hij te voorschijn
getreden was, trok zich terug, als werd hij door de hemel weer
ingeademd, en het was, als vielen uit die zich terugtrekkende
lichtbaan nog vele gesloten witte rozenknoppen, elk met een
groen bladje, op de H. Maagd neer.
87.
Terwijl ik dat alles in de kamer der H. Maagd plaats zag hebben,
had ik een eigenaardige gewaarwording. Voortdurend bekroop
mij een angst, alsof ik achtervolgd werd.
Inderdaad, ik zag nu een afschuwelijke slang door het huis, en dan
de trappen op naar de deur waarbij ik stond, gekropen komen.
Als het licht de H. Maagd geheel doorstraalde, was het monster
reeds tot op de derde trede genaderd. Deze slang, ongeveer van
de lengte van een knaap, was naar de kop toe breed en plat en had
aan de borst twee korte, vliesachtige poten met klauwen, als
vledermuisvleugelen, waarop het zich voortbewoog. Het was met
allerlei walgelijke kleuren gevlekt en deed denken aan de slang
van het paradijs, maar was van een nog wangedrochtelijker
mismaaktheid.
Als nu de engel uit de kamer van de H. Maagd verdween, trad hij
dat monster vóór de deur op de kop en het jankte zo vreselijk, dat
ik er van huiverde.
Hierop zag ik nu drie geesten verschijnen, die het wangedrocht
met slagen en schoppen tot buiten de deur van de woning dreven.
Na het verdwijnen van de engel zag ik de H. Maagd in
verrukking, geheel in zichzelf verzonken; en ik begreep dat zij de
menswording van de Beloofde Verlosser kende, en Hem als een
Fascikel 3
350