Huwelijk, voor de eerste maal de vervulling van de goddelijke
beloften, gedaan in het Oud Verbond, tijdens het Oude Huwelijk
en ze zong een ‘Te Deum laudamus’ als dankbetuiging.
Wie kan het met woorden behoorlijk vertolken hoe treffend het
was om te zien met welk een godsvrucht de Kerk haar Zaligmaker
reeds vóór zijn geboorte vereerde!
Terwijl ik de H. Vrouwen deze nacht tezamen zag bidden, kreeg
ik vele aanschouwingen en verklaringen op het Magnificat en op
het naderen van het H. Sakrament, nu de H. Maagd in gezegende
toestand verkeert (en het dus reeds in kiem in zich bevat).
Helaas! mijn zo ziekelijke toestand op dit ogenblik en zo vele
stoornissen deden me bijna al het geziene weer vergeten.
Vanaf de Magnificatwoorden: “Hij heeft macht uitgeoefend met
zijn arm”, vertoonden zich aan mij allerlei voorafbeeldingen uit
het Oud Testament, die op het heilig altaarsacrament betrekking
hebben. Daaronder was het tafereel van Abraham die Isaäk
slachtoffert, ook een voorspelling van Jesaja voor een goddeloze
koning die er de spot mee dreef, doch het is mij ontgaan wat het
eigenlijk was. (Het was de voorspelling van de geboorte van de
Emmanuel uit een Maagd, Jes. 7, 10-16).
Jesaja 7
Het teken van Immanuël
1. Het geschiedde nu in de dagen van Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, de koning
van Juda, dat Resin, de koning van Aram, met Pekach, de zoon van Remaljahu, de koning van
Israël, tegen Jeruzalem ten strijde trok; maar hij kon in de strijd daartegen de overhand niet
behalen.
2. Toen men het koningshuis van David berichtte: Aram is neergestreken op Efraïm, beefde zijn
hart en ook het hart van zijn volk, zoals de bomen van het woud beven voor de wind.
3. Toen zeide de HERE tot Jesaja: Ga Achaz tegemoet, gij en uw zoon Sear-Jasub, naar het
einde van de waterleiding van de bovenste vijver, naar de weg van het Vollersveld,
4. en zeg tot hem: tracht rustig te blijven, vrees niet, uw hart versage niet voor deze twee
rokende stompen brandhout: voor de brandende toorn van Resin en Aram en de zoon van
Remaljahu.
5. Omdat Aram kwaad tegen u beraamd heeft, Efraïm en de zoon van Remaljahu, door te
zeggen:
6. Wij zullen optrekken tegen Juda, het schrik aanjagen, het voor ons veroveren en de zoon van
Tabeal daarin koning maken –
7. zegt de Here HERE aldus: Het zal niet bestaan en het zal niet geschieden;
8. maar Damascus blijft het hoofd van Aram en het hoofd van Damascus blijft Resin – binnen
nog vijfenzestig jaar zal Efraïm verbroken worden, zodat het geen volk meer is –
Fascikel 4
386
|