Bij deze gelegenheid kreeg ik nogmaals het mij beloofde gezicht
te aanschouwen, dat ik onlangs vergat. Ik heb echter vannacht
weer zoveel gezien, dat ik ook nu slechts weinig daarvan zal
kunnen meedelen. Het doorgeven van de zegen heb ik ditmaal
slechts gezien tot op Jozef in Egypte.
Dinsdag, 11 juli. –
Vannacht zag ik weer Maria en Elisabet in een visioen; ik
herinner mij uit deze beschouwing nog alleen dat zij de hele nacht
waakten in gebed; de aanleiding daartoe weet ik niet meer;
overdag zag ik Maria allerlei arbeid verrichten, b.v. deksels
vlechten.
Jozef en Zakarias zag ik nog onderweg; zij overnachtten in een
schuur; zij hadden vele omwegen gemaakt en, naar ik meen,
meerdere kennissen bezocht. Ik geloof dat zij 3 dagen over hun
reis hebben gedaan; de rest ben ik vergeten.
Donderdag 13 juli. –
Gisteren, woensdag 12 juli, zag ik Jozef reeds in zijn huisje te
Nazareth aangekomen. Jozef schijnt niet eerst naar Jeruzalem,
doch rechtstreeks naar huis te zijn gegaan. Anna’s dienstmeid
bezorgt hem al het nodige. Uit Anna’s woning ging zij er af en
toe heen. Anders is Jozef geheel alleen.
Ook Zakarias zag ik in zijn woning teruggekeerd.
Ik zag Maria en Elisabet, zoals ik hen tot nog toe zag doen, het
Magnificat bidden en allerhande naaiwerk vervaardigen.
Tegen de avond wandelden zij in de tuin, waar zich een bron
bevond; dit treft men in die streek niet overvloedig aan en daarom
droegen de reizigers dan ook steeds een kruikje met drank bij
Fascikel 4
404
|