106.
Vrijdag 16 november. –
Heden zag ik de H. Familie, ongeveer 2 uren ten zuiden
(zuidwesten) van de voormelde boom, een grote pachthoeve
bereiken. De vrouw des huizes was afwezig en de man scheepte
de H. Jozef af onder voorwendsel dat hij vandaag nog wel verder
kon komen. Nadat zij hierop nog een eind verder getrokken
waren, ontwaarden zij de ezelin die in een leegstaande
herderschuur gelopen was en ook zij namen nu daar hun intrek in.
Enige herders die deze plaats juist aan het ontruimen waren,
bejegenden de reizigers zeer menslievend; zij gaven hun stro en
kleine bundeltjes riet en rijshout om vuur te maken. Zij begaven
zich bovendien naar het huis waar de man, in de afwezigheid van
zijn vrouw, de H. Familie afgewezen had; zij vertelden aan de
vrouw, die ondertussen thuis gekomen was, wat voor een
liefderijk en godsdienstig man Jozef was, hoe wonderschoon,
indrukwekkend en heilig zijn vrouw was en hierop maakte de
boerin haar man er een verwijt van, dat hij zo’n brave mensen
doorgezonden had. Ik zag ook dat de vrouw aanstonds tot het
verblijf van Maria en Jozef naderde, doch verlegen was om
binnen te treden en terugkeerde om wat voedsel voor hen te halen.
De plaats waar zij nu vertoefden, lag aan de noordkant van een
berg, ongeveer tussen Tebes en Samaria. Bijna ten oosten (ten
oostzuidoosten) van hier ligt aan gene zijde van de Jordaan
Soekkot, en een weinig meer zuidelijk, eveneens aan de overzijde,
is Ennon gelegen, doch aan deze zijde van de Jordaan ligt Salem
(zie grote kaart). Tot Nazareth kan het van hier wel 12 uren zijn.
Een weinig later kwam die vrouw terug; zij was van 2 kinderen
vergezeld en had voor de reizigers enige levensmiddelen mee;
zij verontschuldigde zich ootmoedig en beleefd en was zichtbaar
ontroerd. Nadat zij samen wat gegeten hadden en wat uitgerust
waren, kwam ook de man. Hij vroeg Jozef om verontschuldiging
voor zijn onbedachte afwijzing en toch raadde hij hem ook hier
weer aan, nog een uur verder bergop te trekken; daar zou hij nog
Fascikel 4
427
|