114.
Wanneer men uit de hals of gang van de grot – die hals is minder
hoog – in de hogere grotkamer trad, die door de natuur
spelonkvormig gewelfd was, kwam men op een dalende (ietwat
dieper) bodem te staan. Nochtans was de bodem van de gehele
grot rondom langs de wanden meer verheven en hierdoor als het
ware met een lage stenen bank omgeven, maar deze was niet op
alle plaatsen even breed.
Fascikel 4
461
|