beschreven heb, terwijl men ze in Anna’s huis aan het
vervaardigen was; hij legde aan het hoofdeinde ervan een
opgerolde deken voor oorkussen. Nadat hij nu de ezel
binnengebracht had en vastgebonden op een plaats waar hij niet
hinderlijk kon zijn, stopte hij de openingen in het gewelf om tocht
te voorkomen en richtte tenslotte een rustplaatsje in voor zichzelf
in de gang van de grot.
Nu was de sabbat begonnen; ik zag Jozef en de H. Maagd onder
de lamp staan bidden; zij reciteerden gezamenlijk de
sabbatgebeden. Daarna verliet Jozef de grot en ging nog een keer
naar de stad terug. (Misschien wel om de sabbatoefening in de
synagoge bij te wonen).
Maria echter wikkelde zich in om zich ter ruste te leggen (zie
fasc. 1, nr. 19, voetnoot 43).
Haar hoofd rustte op haar arm, die op het kussen der opgerolde
deken lag.
Het was al laat, toen Jozef terugkeerde (van de synagoge); hij was
bedroefd; het scheen me toe dat hij weende; hij bad nog enige tijd
en legde zich dan rouwmoedig op zijn legerstede in de gang van
de grot.
Fascikel 5
477
|