Boven alles was ik in deze vredige nacht diep ontroerd en tot
godsvrucht gestemd, toen ik boven die uitgestrekte vlakte van
weiden, vol vredig sluimerende kudden, die de mensen ten dienste
staan, de onmetelijke, diepblauwe hemelweide beschouwde,
wemelend van ontelbare sterren; zij waren te voorschijn gekomen
op de roep van hun almachtige Schepper, aan wier herdersstem zij
als volgzame kudden volmaakter gehoorzamen dan de schaapjes
dezer aarde aan hun sterfelijke herders.
En toen ik dan de hier en daar rondwandelende herders of
wachters met nog meer belangstelling naar de kudden van sterren
in het uitspansel zag opkijken dan naar de kudden die aan hun
hoede toevertrouwd waren, dan kwam deze bedenking bij mij op:
Terecht richten zij vol bewondering en dank hun blikken ten
hemel, waarnaar sedert eeuwen hun voorouders biddend, vol
verlangen en verwachting hebben opgezien; want, evenals de
goede Herder, die het verdwaalde schaapje opzoekt, niet
rust, voor Hij het weergevonden en op zijn schouders naar
het vaderhuis teruggedragen heeft, zo deed nu ook de
Vader in de hemel, de trouwe Herder en Heer van die
ontelbare kudden van sterren aan dat afgrondelijk
firmament.
Inderdaad, nadat de mens, aan wiens heerschappij Hij de
aarde onderworpen had, in zonde gevallen was en Hij, om
hem te straffen, ze vervloekt had, kwam Hijzelf de gevallen
mens en de vervloekte aarde, de plaats van ‘s mensen
verblijf, als zijn verloren schaapje weer opzoeken.
Ja, Hij zond zijn eniggeboren Zoon naar de aarde om er
mens te worden en het verloren schaapje naar het
vaderhuis terug te brengen.
Op dit eigenste ogenblik was dit nu geschied:
de komst van de beloofde Verlosser was nu een voldongen
feit; de koningen van deze herders waren de vorige nacht
vertrokken om die nieuwgeboren koning te gaan huldigen.
Fascikel 5
559
|