Aangekomen bij de bron, stegen zij af, ontlaadden de dieren
volkomen en gaven hun te drinken uit de bron. Deze was
omringd door een kleine wal, waarop zich een muur met 3 open
ingangen verhief. Binnen deze omsloten ruimte lag de waterbak
op een wat lager niveau; hij had een pomp met 3 waterbuizen die
van 3 tappen voorzien waren. De bak was met een deksel
gesloten; uit de verwoeste stad was iemand meegekomen, die de
waterbak tegen een zekere betaling ontsloot; zij hadden lederen
zakken, die geheel plat tegeneen gelegd konden worden en in 4
vakken verdeeld waren; zij vulden deze nu met water en zo
konden 4 kamelen tegelijk uit zulk een zak drinken.
Met het water werd spaarzaam omgesprongen; zij lieten geen
druppeltje te kwiste gaan; hierna werden de dieren in omheinde,
niet overdekte ruimten in de nabijheid van de bron geplaatst, ieder
in een eigen afsluiting; zij hadden stenen troggen vóór zich,
waarin hun voeder uitgegoten werd; het bestond in granen van de
grootte van eikels (paardenbonen)302.
Onder het reisgoed dat zij hier af geladen hadden, bemerkte ik
ook grote vierhoekige vogelkorven, die smal en hoog waren en
onder de breed geladen pakken aan de zijden van de dieren
hingen303. Daarin zaten één of twee vogels, naar gelang ze groter
302 In het Oosten vindt men regelmatig rond een waterput of ‘Bîr’ troggen of
drinkbakken, waarin men voor de dieren water schept uit de bron of put.
Ook hedendaags vindt men er bij oude bronnen en putten; ik noem b.v.
Naïm, Endor, Kana, Bersjeba, enz.
Wanneer de kameeldrijvers een halte houden, is één hunner eerste werkjes
hun kamelen een handvol bonen (fèves), die wij paardenbonen noemen, toe
te dienen. Deze vrucht groeide oudtijds vooral ten zuiden van de Kaspische
Zee; ze is een van de oudste gewassen waarvan men sporen
teruggevonden heeft, ja die plant gaat terug tot de voorhistorische tijd (aldus
ten minste D.B. Fève).
Eén kameel krijgt nooit meer dan een handvol welke hij oppeuzelt uit een
zak die men aan het pakzadel meevoert. Aldus reisverhalen b.v. van De
Tesson, 40, 79, 165; De Géramb, III, 138, enz.
303 Vogelkorven. De onderzoekingsreiziger Piedro della Valle reed op een
kameel waarop hij in wissen korven levende kiekens meevoerde, rijst en
Fascikel 5
568
|