De H. Driekoningen en de oudsten vervulden ieder in hun stam de
rol van een vader in zijn gezin; zij verdeelden de spijzen en
dienden ze op; zij legden de voorgesneden vogels en de kleine
broden op kleine schalen of bordjes die op een lage voet stonden
en reikten die rond; evenzo vulden zij de bekers en boden ze
iedereen aan. De dienstknechten onder wie ook Moren waren,
liggen aan de ene zijde van de plaats op een tapijt op de grond,
wachten heel geduldig en krijgen hun rechtmatig deel; ik houd ze
voor slaven.
O hoe treffend is de goedhartigheid en kinderlijke eenvoud van
deze beminnelijke koningen; zij delen aan de lieden die hen
achterna zijn gelopen of nog aankomen, van alles mee wat zij
hebben, ja, zij houden hun zelfs de gouden bekers aan de mond en
laten hen als kinderen daaruit drinken306.
306 Vervulden in hun stam de rol van vader. – Normaal waren alle oosterse
volkeren in stammen ingedeeld. Ook nu nog bestaat Perzië uit een
mengelmoes van rassen en stammen, de ene vastwonend, de andere
zwervend, geen andere samenhorigheid kennend dan die met hun stam.
Het samenhorigheidsgevoel is des te intiemer en vandaar de
vertrouwelijkheid tussen overheden en onderdanen.
Fascikel 5
573
|