De voorvaderen der H. Driekoningen.
De oervoorvaderen van de H. Driekoningen waren
afstammelingen van Job die destijds bij de Kaukasus leefde en
ook nog in andere, verre landstreken uitgestrekte
grondeigendommen bezat. Ongeveer 1500 jaren voor Christus’
geboorte waren zij nog verenigd in één stam.
De profeet Bileam was uit hun streek afkomstig en één van zijn
leerlingen maakte daar zijn voorspelling bekend: “Er zal een ster
uit Jakob opgaan.” En hij lichtte deze profetie van zijn meester
toe.
Zijn verklaring en leer oogstten een grote bijval en hadden zelfs
tot gevolg dat men op een berg een hoge toren bouwde en dat
geleerden en sterrenkundigen er beurtelings op verbleven; ik heb
de toren gezien; hij was zelf als een berg: van onderen breed en
van boven spits;
ik zag erin ook de openingen waarin zij zich ophielden.
Alles wat zij in de sterren opmerkten, werd genoteerd en van
mond tot mond overgeleverd. Meer dan eens evenwel maakte
deze sterrenwaarneming door allerlei ongunstige omstandigheden
een periode door van verval; later vervielen zij zelfs tot een
gruwelijke afgodendienst met kinderoffers (cfr. fasc.2, nr. 40),
waardoor zij de komst van het beloofde Kind hoopten te
verhaasten.
Ongeveer 500 jaren vóór de geboorte van Christus, maakte die
sterrenobservatie weer zulk een periode van verval door.
Het geslacht van die voorvaderen bestond in die tijd uit 3
stammen, waarvan 3 broeders de 3 hoofden waren. Zij waren (als
stamstichters) met hun nakomelingen gescheiden gaan wonen.
Zij hadden 3 dochters die door God met de geest van voorzegging
begenadigd werden.
Nu trokken deze gelijktijdig, gekleed in lange mantels, het ganse
land door, terwijl zij hun voorspellingen en leer over de ster en
het Kind uit Jakob overal verspreidden.
Fascikel 5
585
|