Teokeno offerde mirre, omdat deze op verstorvenheid en
overwonnen hartstochten wijst, want deze man van beproefde
deugd had geweldige bekoringen tot afgodendienst, tot
veelwijverij en opvliegendheid te bekampen gehad341.
Bij Larousse en Winkler-Prins heet die plant: ‘cerfeuil musqué’, muskaat-
kervel, ook wel Spaanse of roomse kervel; maar in het Griekse kruidenboek
van Pedanios Dioscorides en bij Plinius heet ze ‘smyrneion, smyrnium’,
een benaming die wel heel dicht het Griekse evangeliewoord benadert en
vertaald zou kunnen worden: mirreachtig, mirresoortig.
Tenslotte zij nog verwezen naar een artikel van R. Ryckmans in Revue
biblique, 1951, blz. 372-376, waaruit zou blijken dat de gangbare vertaling
‘goud, wierook en mirre’ niet precies weergeeft wat in het oorspronkelijk
Aramees werd bedoeld.
341 Bekoringen tot veelwijverij. – Wij kunnen het als volgt interpreteren:
om niet daaraan mee te doen, had hij het menselijk opzicht moeten trotseren
Fascikel 6
649
|