moeder; het had een ommuurd voorhof, met een bron (vijver), die
van een pomp voorzien was. Wanneer men beneden op een trede
trad, spoot er van boven water uit, dat in een stenen bekken viel.
Haar man heette Kleofas en haar dochter Maria van Kleofas.
Deze was met Alfeüs getrouwd en woonde aan het ander einde
van het dorp.
‘s Avonds zag ik de vrouwen gezamenlijk bidden; zij stonden
vóór een rood en wit bedekt tafeltje, dat zich tegen de muur bevond.
Er lag een rol op welke de H. Maagd in de hoogte openrolde en
aan de muur bevestigde. Er was in bleke kleuren een afbeelding
op geborduurd; de figuur was, evenals een lijk, in een lange witte
mantel (of wade) als een bakerkind ingewikkeld; de mantel was
ook over het hoofd geslagen; het beeld hield iets in de arm; om de
armen was de mantel breder; ik heb zo’n figuur reeds gezien op
het feest in Anna’s huis, vóór Maria afreisde om als maagd haar
intrede in de tempel te doen. Toen deed dit beeld mij aan
Melchisedek denken, want het was als had het een kelk in de arm;
Fascikel 6
713
|