| 
 Ontmoeting met de kleine Joannes. 
Vanuit deze grot trokken zij, de Dode Zee steeds aan hun 
linkerkant hebbend, 7 uren ver naar het zuiden en 2 uren voorbij 
Hebron kwamen zij in de woestijn, waar zich toen de kleine 
Joannes ophield; de weg die zij volgden kwam voorbij zijn 
spelonk op de afstand van een boogscheut. 
Ik zag de H. Familie eenzaam, afgemat en smachtend van dorst 
door een zandige woestijn trekken; de waterzak en ook de 
balsemkruikjes waren ledig en de H. Maagd was bedroefd en leed 
nog meer om de dorst van haar Kindje dan van haar eigen dorst; 
Hettietische hoofdman van Hebron, die aan Abraham de grafspelonk 
Makpelah verkocht en die Efron heette (Gen. 23). 
We zegden reeds een woord over dit Efraïm in ’t begin van fasc. 4 en het is 
aangetekend op de kaart van Hebron (eveneens in ’t begin van fasc. 4). 
Daar vindt men ook, 6 cm lager, het dorp van Maria met de door K. vermelde 
grotten. 
Het dorp of de ruïne ervan draagt nu de naam Khirbet en-Nazara, d.i. ruïne 
van het dorp der christenen. Daar vond men, zelfs nog in de 19e eeuw, 
althans in haar begin, (in de tweede helft misschien niet meer, naar het 
zeggen van V. Guérin) de overblijfselen van een driebeukige kerk met drie 
ingangen. Onder de kerk is een kelder, crypte of grot, zodat de vraag 
openblijft of de H. Familie in deze kelder gerust heeft dan wel in één van die 
andere grotten die men op de kaart ziet, 200 m ten zuidwesten van de ruïne 
en in een klein dal dat een bijdal is van de wadi Toeffah. 
Zelfs de naam van de berg en van een stad of dorp blijft nog bewaard, maar 
dan in zijn Arabische vertaling Taïyibeh. Deze naam is nog gehecht aan een 
ruïne 6 à 7 km ten westen van de top Ramet el-Amleh. Gevallen waarin de 
naam van een gewest aan één plek verbonden bleef, doen zich niet zo 
zelden voor, b.v. Namre, Gilad, Sarona, Garis, Kiti, enz. 
Van de ruïne Taïyibeh zegt V. Guérin: “In de oudheid lag daar een dorp of 
stad, waarvan de naam verloren is, want de naam Taïyibeh is van Arabische 
oorsprong. De oudheid echter van de plaats blijkt uit de oude elementen, 
die men in de ruïne waarneemt, evenals uit de oude citernen die men er hier 
en daar vindt. Ook vindt men er grotten en een bronput, die op een oude, 
bewoonde plaats wijzen.” (Judee, III, 352-353). 
Zoals reeds gezegd, vond Guérin te Kh. Nazara, geen kerk meer (Jud. 276- 
277). 
Fascikel 7 
743 
 |