Het grote achtergebouw aan het einde van de binnenplaats was 2
verdiepingen hoog;
‐ het onderste verdiep was een grote, ruwe, sombere zaal, die de
indruk maakte van een kerker of wachtzaal van het gerecht, en
‐ de bovenste was een zaal met vensters die op de binnenplaats
uitzicht hadden.
Hier zag ik een menigte staatsambtenaren als in een rechtszitting
vergaderd; er lagen rollen vóór hen op een tafel.
Ik meen dat ook Herodes daar aanwezig was, want ik zag in deze
verzameling een hoog personage in een purperrode mantel die
met wit, zwartgevlekt pelswerk gevoerd was; hij had ook een
kroon op; door de meevergaderden omringd zag ik hem uit één
van de vensters der zaal op het binnenplein neerzien.
De moeders werden elk afzonderlijk met hun knaapjes uit de
zijgebouwen in de grote, gelijkvloerse zaal van de achtervleugel
geroepen (langs binnenpassages). Bij het binnentreden van de
zaal werden hun door de krijgsknechten hun kinderen ontrukt en
door de poort op de binnenplaats gebracht; hier werden ze
aanstonds door een twintigtal beulen gruwelijk vermoord. Dezen,
zonder ze eerst te ontkleden, doorstaken met hun zwaarden en
spiezen hun hals en hun hart; dan grepen zij ze bij hun armpje of
voetje vast en gooiden ze op een hoop; het was afschuwelijk om
aan te zien. Een deel van de kinderen zaten nog in de windsels en
werden nog aan de moederborst gevoed; een ander deel droegen
reeds lange geweven rokjes, waarin ze doorstoken werden.
De moeders werden door de soldaten in de grote zaal gesloten,
waar zij op elkaar gedrongen stonden. Toen ze nu het rampzalig
lot van hun kinderkes te weten kwamen, slaakten zij
hartverscheurende wanhoopskreten, rukten zich de haren uit het
hoofd en omklemden elkander; zij stonden ten laatste zo op
elkander geperst, dat zij nauwelijks nog roeren konden; ik geloof
dat dit moorden tot de avond duurde.
Fascikel 7
782
|