background image
Daar ik gedurende deze beschouwingen erg ziek was, bewees God
mij de genade me bij alles wat ik zag gebeuren, als kind
tegenwoordig te voelen. Ik kreeg dus aanstonds de indruk dat ik
met Joannes als een kind van dezelfde leeftijd op weg was; ik was
bang dat hij zich te ver van zijn moeder zou verwijderen en de
weg naar zijn huis niet meer zou vinden, doch weldra stelde een
stem me gerust: “Zet die kommer van je af”, hoorde ik, “de knaap
weet best wat hij doet.”
Hierop meende ik dat ik met hem, als met een boezemvriend en
speelmakker mijner jeugd, geheel eenzaam de woestijn introk en
ik zag veel van wat hij daar heeft meegemaakt.
Ja, Joannes zelf vertelde mij op onze gezamenlijke tocht veel
bijzonderheden uit zijn leven in de woestijn, b.v. hoe hij op alle
mogelijke manieren de zelfverloochening beoefend en zijn zinnen
verstorven heeft; hoe zijn inwendige verlichting, zijn
helderziendheid, zijn zien in de geest hoe langer hoe groter werd
en hoe hij op een onbeschrijfelijke manier onderwezen geworden
was door alle omringende dingen der natuur, (hoe hij inzicht
kreeg in hun aard, wezen, vorm, samenstelling, betekenis, enz.)
Ik was hierover geenszins verwonderd, want reeds als kind,
wanneer ik in de eenzaamheid onze koeien wachtte, heb ik zelf op
vertrouwelijke wijze het leven van Joannes in de woestijn
gedeeld. Vaak, als ik heimwee naar hem voelde en luide riep met
een stem die galmde door het boshout: “Hanske met zijn stokske
en met zijn schaapsvel op zijn schouder, zou bij mij moeten
komen”, dan kwam ook Hanske met zijn stokske en met zijn vel
op zijn schouder tot mij, en wij speelden dan met elkander als
twee kinderen; hij vertelde mij dan veel en onderwees mij
leerrijke dingen.
Ook bevreemdde het me niet dat hij in de woestijn zoveel van de
planten en de dieren leerde. Immers, ook ik heb als kind in het
woud, op de heide en in het veld, bij de kudden, of als ik aren las,
gras sikkelde of kruiden zocht en verzamelde, ook ik, zeg ik, heb
Fascikel 7
798