| was onbeschrijfelijk aangedaan, toen zij Hem binnenkomen zag, en, nog steeds geknield, smeekte zij Hem dit niet meer te doen om per ongeluk niet eens in de bron te vallen. Jezus echter antwoordde dat Hij goed op zijn hoede zou zijn en dat Hij niets vuriger wenste dan voor haar water te mogen halen, telkens als zij er nodig had. De kleine Jezus bewees zijn ouders met de grootste oplettendheid en fijngevoeligheid allerlei diensten. Zo zag ik, b.v. dat Hij, wanneer Jozef niet al te ver van huis bij vreemden werkte en toevallig een gereedschap thuisgelaten had, het hem aanstonds ging halen: Hij lette op alles. Ik geloof dat de vreugde die zij aan Hem beleefden, hen ruimschoots schadeloos stelde voor hun kommer en leed. Ik zag Jezus ook meermalen naar de Jodenstad gaan, die wel 2 uren van Matarea verwijderd lag om het loon voor Maria’s arbeid in brood te gaan halen; de vele gruwelijke dieren hier in het land deden Hem geen kwaad, ja, waren Hem zelfs vriendelijk; ik heb Hem met slangen zien spelen. Toen Hij voor de eerste keer alleen naar de Jodenstad ging – ik weet niet meer juist of Hij toen in zijn vijfde of zevende jaar was – droeg Hij voor de eerste maal een bruin kleedje, beneden rondom geel bebloemd, dat Maria voor Hem gemaakt had. Ik zag hoe Hij gedurende deze zijn eerste uitstap onderweg knielde om te bidden en dat Hem twee engelen verschenen, die Hem de dood van Herodes bekend kwamen maken. Jezus deelde dit niet aan zijn ouders mee; de reden weet ik niet meer; het kon zijn uit ootmoedigheid, of omdat Hij wist dat zij nog enige tijd in Egypte moesten blijven. Fascikel 7 806 |