Nog het Jodendorp. – Terugkeer der H. Familie
uit Egypte.
194.
Eindelijk zag ik ook hoe de H. Familie Egypte weer verliet.
Herodes was weliswaar reeds een hele tijd overleden, doch de H.
Familie kon niet vroeger terug, omdat nog niet alle gevaar
geweken was.
De ballingschap in Egypte woog op de H. Jozef hoe langer hoe
zwaarder; de inwoners leverden zich over aan een afschuwelijke
afgodendienst en offerden zelfs mismaakte kinderen; ja, wie een
gezonder kind ten offer bracht, meende in nog hoger mate
godsdienstig te zijn. Daarenboven ging hun afgodendienst
gepaard met stelselmatige, in ’t geheim gepleegde ontucht.
Ook de Israëlieten uit de Jodenstad maakten zich aan zulke
gruweldaden schuldig; zij hadden een tempel en beweerden dat
hij de tempel van Salomon evenaarde, doch dit was een
belachelijke snoeverij, want in de verste verte kon hij de
vergelijking ermee niet doorstaan; zij hadden een namaaksel van
de Verbondsark en bewaarden er ontuchtige beelden in en
bedreven walgelijke schanddaden; het zingen van psalmen was in
vergetelheid geraakt.
Te Matarea daarentegen had de H. Jozef in de synagogeschool
alles behoorlijk heringericht en ook de afgodenpriester, die in de
kleine stad bij Heliopolis, toen de afgodsbeelden te gronde vielen,
de H. Familie verdedigd had, was met nog meer andere lieden
naar hier gekomen en had zich bij de jodengemeente aangesloten
en hun godsdienst aanvaard (cfr. nr. 185, begin).
Ik zag de H. Jozef met zijn timmerwerk bezig; het was op de
vooravond van een feest en toch was hij zeer bedroefd412; men gaf
412 Jozef zeer bedroefd; zijn ballingschap woog nu zwaarder. – Een
psychologisch zeer juiste bemerking. Te vergelijken met Maria’s blijdschap
Fascikel 7
820
|