zij gingen ook weer over een water, dat zij bij hun aankomst
overgestoken hadden; het loopt van de Rode Zee naar de Nijl414.
414 Voor de terugkeer der H. Familie, zie kaart hiervoor.
Alleen van Ramesses heeft K. de naam onthouden. Deze stad lag in de
wadi Toemilat; de tell of ruïneheuvel die ervan overblijft heet Tell Rotab, 25
km ten westen van het Meer Timsah en 12 km van het oude Pitom, de
huidige tell Masjkoeta.
Pitum draagt bij Flavius Josephus de naam Heroon (= Heroopolis) en daar is
het, zegt hij, dat Jozef zijn vader Jakob ontmoette, toen deze met geheel zijn
familie naar Egypte kwam.
Pitum nu lag op het punt waar de weg, die uit Kanaän naar Egypte leidde,
uitkwam; het was de heir- of karavaanweg die nu ook de H. Familie zal
volgen om naar Israël terug te keren.
Na dus Ramesses doorkruist te hebben, komen zij te Pitum (tell Hasjkoeta)
op de heirweg; hier moeten zij over een water, hetzelfde dat zij langs een
zuidelijker weg hij hun aankomst bereikten, en dat zij, waarschijnlijk op een
meer oostelijk punt nabij het meer Timsa, overstaken.
Ofwel K. vergist zich in haar spreken of Brentano in zijn aantekenen, waar zij
het water laten vloeien van de Rode Zee naar de Nijl. Dit kanaalwater vloeit
als in een stroom en wel oostwaarts, want reeds in zijn tijd, 5e eeuw vóór
Chr. wist Herodotos dat het kwam van even ten noorden van Bubastis,
voorbij Pitum vloeide en bij de Rode Zee eindigde. Ook reeds toen was er
een kanaal, waarvan de sporen nog herkenbaar zijn. Het kanaal dat nu het
oude vervangt, verbindt de Nijl-delta met de Bitter-Meren en verder met de
Rode Zee, waar het de stad Suez van zoet water voorziet. (cfr. D.B. Phitom,
c. 321).
Van Pitom (Pitum) voort volgt de H. Familie de grote weg.
Grote, zeggen wij, wat niet belet dat hij in die tijd geheel zandig was en
echte woestijnen doorkruiste.
Fascikel 7
825
|