background image
199.
Door zijn vragen en antwoorden bracht Jezus de leraren en
rabbijnen van al die scholen in zulk een verbazing en tevens
verlegenheid, dat zij zich voornamen die aanmatigende knaap
Jezus in de openbare leerzaal in de tempel op het gebied van
meerdere wetenschappen door rabbijnen, die het meest ervaren in
al die vakken waren, diep te verootmoedigen. Dit zouden zij doen
in de namiddag van de derde dag. Dit besluit namen de leraren en
schriftgeleerden heimelijk onder mekaar, want, ofschoon zij
aanvankelijk in Jezus’ knapheid en slagvaardigheid behagen
gevonden hadden, hadden zij zich spoedig aan Hem geërgerd. Dit
geschiedde in de openbare leerzaal in het midden van de vestibule
van de tempel, vóór het Heilige, in de ronde kring, waar Jezus ook
later als leraar opgetreden is421.
421 Duidelijk is hier bedoeld het voorste van de drie ruimten waarin de
eigenlijke tempel ingedeeld was, nl. de vestibule. Dit stelt ons voor een
probleem dat wij, volgens een belofte in fasc. 1, nr. 18, voetnoot 38, nu
moeten oplossen.
Het is nl. de vraag of tot in de vestibule van de tempel leken konden komen,
in zover men Jezus als leek kan beschouwen. Verder dringt zich de vraag
op of in die vestibule een raadszaal of school van de Wet voor de priesters
kan bestaan hebben.
Katarina vermeldt meerdere gevallen waarin die plaats in bijzondere
omstandigheden voor leken toegankelijk was, ofschoon zij er normaal niet
mochten komen.
Zo zegt zij:
-
in het volgende nr. 200: “Hier mochten Jozef en Maria niet komen”,
terwijl anderzijds zich daar Jezus bevond.
-
In fasc. 13, nr. 443: “De Farizeeën waren zeer geërgerd Jezus daar te
zien; zijn leerlingen waren in het voorhof van Israël achtergebleven.”
-
In fasc. 13, nr. 449: “Tussen de tempel en het altaar stond geen volk,
maar wel aan de drie andere zijden van het altaar.”
-
In fasc. 22, nr.1053: “Jezus bevond zich daar op een voor leken
ontoegankelijke plaats.”
-
In fasc. 32, nr.1997: “In andere omstandigheden zouden deze vrouwen
niet tot in de vestibule hebben kunnen doordringen”, wat zij op deze
Fascikel 7
840