background image
kapvormig en waarschijnlijk bevloerd. Het platform had een 3 el
hoge balustrade (cfr. Deut. 22, 8), hoewel het nooit als gaanderij
of wandelplaats gebruikt werd. Bovendien was het dicht met
gouden naalden bezet, opdat, zegt Flavius Josephus, de vogelen er
niet op zouden neerstrijken en het bevuilen. (Alsof zij dit ook niet
vliegend konden doen).
Als door een wonder beschrijft Flavius Josephus niet de
binnenpracht van het Heiligdom, maar te meer nadruk legt hij op
de uitwendige schittering ervan: de hoge gevel van de vestibule
was vanop een grote afstand zichtbaar, vooral van de Olijfberg.
In de stralen van de morgenzon kaatste hij het licht zo
overvloedig terug, dat hij de indruk maakte zelf de bron van dat
schitterend licht te zijn.
De zijgevels blonken van helderwit licht en de vreemde pelgrims
die de tempel voor de eerste maal uit de verte zagen oprijzen,
meenden op een verblindende sneeuwberg te staren. Bij het zien
van zulk een schouwspel waren de ogen met verblinding en de
geest met verbazing geslagen. Bovendien waren de gevels van
het Hiëron met wijgeschenken behangen. Bij de oude ex-voto’s
had Herodes er vele nieuwe gevoegd, ondermeer de zegetekenen
van zijn triomf op de Arabieren (Ant. III, 70, 72; B. J. II, 135-
137).
Bij het afdalen van het Hiëron bewonderden de Apostelen op
zekere dag de pracht van dat wereldwonder; zij vestigden de
aandacht van Jezus er op: “Zie eens, Meester, welke stenen!!”.
Doch Jezus maakte van de gelegenheid gebruik om te
voorspellen dat de tempel zijn ondergang nabij was.
In het jaar 70 ging zijn profetie in vervulling. Zelfs zijn woord:
de éne steen zal niet op de andere blijven, werd niet alleen in de
hyperbolische, maar ook in de letterlijke betekenis bewaarheid.
Inderdaad, wanneer 3 eeuwen later keizer Julianus de tempel
wilde laten herbouwen om Jezus’ profetie te logenstraffen,
werden de bouwlieden, die meest uit fanatieke Joden bestonden,
door wondere verschijnselen, zoals het opspringen van vuurbollen
Fascikel 8
78