background image
verwonderd, wanneer we bij Flavius Josephus lezen dat Skytopolis bij
Tiberias, en Hebron bij Jeruzalem ligt. Deze meerdere of mindere
nauwkeurigheid hangt ook wel samen met haar gezondheidstoestand,
haar fris of afgemat zijn.
7.
De woorden ‘hoogte, heuvel, berg’ zijn bij haar nagenoeg synoniem,
althans in vele passages. Wij echter zien er een gradatie in. Wat voor
ons een loutere hoogte is, noemt zij zonder onderscheid een berg en
ook wel een bergketen, een hoogte.
In een antwoord op een vraag, schreef hierover de Duitse Emmerick
kenner, P. Seller: “In Westfalen noemt men een geringe hoogte een
berg.” Feitelijk komt het ook bij ons voor dat wij een stijging van de weg
met de benaming berg aanduiden. Gemakkelijk spreken wij van ‘bergop’
om te zeggen: opwaarts. Ook noemt zij berg de helling die naar een
hoogvlakte leidt, afgezien van de hoogvlakte die men boven bereikt en
die daar geen berg meer is, maar (oneffen) vlakte.
8.
De zienster vermeldt dikwijls de richting die Jezus inslaat bij de aanvang
van zijn weg en vergeet dan ook wel de eerdere of latere verandering
van richting te vermelden.
Om dan het eindpunt van die weg of reis te vinden, moeten wij op
andere gegevens letten. Wij mogen niet betrouwen op een enkel
gegeven, zoals één afstandsopgave of één richtingaanduiding om de
ligging van een plaats te vinden, min of meer nauwkeurig te bepalen,
maar wij moeten alle gegevens van K. over de een of andere plaats
verzamelen en vergelijken.
9.
Haar oriëntering is evenmin altijd nauwkeurig.
In heel K.’s verhaaltrant is iets Bijbels. De ouden maken gewoonlijk
slechts onderscheid tussen de vier grote windstreken: noord, zuid, west,
oost. Nochtans zullen zij een enkele keer zeggen: tussen noord en oost,
d.i. noordoosten; zo ook met de andere richtingen, maar zulke meer
precieze aanduidingen zijn een uitzondering.
Eusebius verwaarloost ze voortdurend, ofschoon het altijd belangrijke
aanduidingen geldt; aan de hand hebben wij meerdere voorbeelden
Fascikel 9
8