205.
6 juni = 1 Siwan; Nieuwe Maan; derde maand van ’t joodse
jaar. –
Jezus liet zijn gezellen te Hebron achter; Hij zegde hun dat Hij
nog een vriend moest gaan bezoeken. Zakarias en Elisabet
leefden niet meer. Jezus trok naar de woestijn, waarin Elisabet de
kleine Joannes gebracht had; ze lag zuidwaarts (van Hebron)
tussen Hebron en de Dode Zee (VOORREDE, nr. 6).
Eerst ging men over een berg met witte stenen en kwam dan in
een liefelijk dal met palmbomen; daarheen zag ik Jezus zich
begeven.
7 juni. –
Jezus is in de spelonk gegaan, waarin Joannes door Elisabet het
eerst gebracht werd; Hij is vervolgens over een beek gegaan,
waarover men ook Joannes gebracht had. Ik zag Hem eenzaam in
gebed, als bereidde Hij zich op zijn leraarsambt voor.
8 juni. –
Ik zag Jezus uit de woestijn naar Hebron terugkeren. Op zijn weg
bood Hij overal een helpende hand. Zo zag ik dat Hij aan een
breed, zoutig water – het was waarschijnlijk de Dode Zee – (Hij
keert langs een omweg naar Hebron terug) mensen hielp die op
een balkenvlot voeren. Over zulk een vaarmiddel werd ook wel
een dak van tentdoek uitgespannen. Hier voeren er mensen op
met vee en pakken.
Jezus riep hun toe en schoof van de oever een balk naar hun
vaartuig (tot een soort brug). Hiermee hielp Hij hen aan land te
komen en was hun behulpzaam bij het herstellen van hun vlot; die
mensen konden niet begrijpen wie Hij was, want zonder zich door
zijn kleding te onderscheiden, was zijn voorkomen zo wonderbaar
innemend en zo vol waardigheid, dat zij geheel onder de indruk er
Fascikel 9
32
|