background image
van waren (fasc. 13, nr. 438, voetnoot 197); zij meenden
aanvankelijk dat Hij Joannes de Doper kon zijn, die nu (sedert
kort) aan de Jordaan verschenen was (fasc. 10, nr. 271, begin),
maar het drong spoedig tot hen door dat Hij Joannes niet was;
deze was bruiner en had een ruwer voorkomen.
9 juni; Sabbat. –
Jezus vierde de sabbat te Hebron. Hij liet zijn reisgezellen van
Zich weggaan; in de huizen ging Hij zieken bezoeken; Hij
troostte hen, verschafte hun bijstand, hief hen op, verplaatste
hen, maakte hun bed op en hielp hen weer er in, doch genezingen
zag ik Hem nog niet doen. Zijn verschijning was indrukwekkend
en deed allen weldadig aan.
Ik zag Hem tot bezetenen gaan: zij werden rustig in zijn nabijheid,
maar Hij dreef geen duivelen uit. Waar Hij ging en voorbijkwam,
hielp Hij allen die hulp behoefden. Hij richtte de gevallenen op,
laafde de dorstigen, wees aan reizigers de weg langs paden en
beken en allen bewonderden die menslievende reiziger.
In de nacht (op de zondag) verliet Hij weer Hebron en ‘s morgens
was Hij reeds op de plaats, waar de Jordaan in de Dode Zee
uitmondt; hier voer Hij de Jordaan over en trok op de oostkant
van de stroom naar Galilea opwaarts.
206.
12 juni, dinsdag. –
Ik zag Jezus in de laatste dagen ten oosten van het Meer van
Galilea tussen Pella en het gewest van Gergesa rondgaan; Hij
maakt kleine reizen en biedt overal hulp; Hij gaat tot alle zieken
en zelfs tot melaatsen; Hij bemoedigt ze, verplaatst ze, verlicht
hun lijden en maakt hun bed op en legt ze er weer in; Hij maant
hen aan tot gebed, wijst hun geneesmiddelen en
doeltreffende behandeling aan en doet allerlei werkjes:
allen bewonderen Hem.
Fascikel 9
33