background image
‘horen-zeggen’; zij vermoedden ook wel dat Hij diegene kon zijn,
van wie Joannes gesproken had, maar zij wisten het niet zeker; zij
vertelden over Joannes en brachten het gesprek ook op Lazarus en
zijn zusters en op Magdalena; deze, meenden zij, moest bezeten
zijn door de duivel; zij woonde reeds op een kasteel op haar
eigen; zij vergezelden Jezus enige tijd en bewonderden zijn
woorden.
De dopelingen die uit Galilea tot Joannes kwamen, vertelden hem
telkens wat zij van Jezus wisten en vernomen hadden; terwijl
anderzijds zij, die van Ainon, de doopplaats van Joannes, tot
Jezus kwamen, aan dezen over Joannes vertelden.
Ik zag Jezus daarna, zonder zijn begeleiders, bij het Meer in een
afgetuinde vissersplaats gaan, waar vijf schepen lagen. Op de
oever stonden verscheidene hutten, waarin zich vissers ophielden;
het was de visserij en het eigendom van Petrus, die zich nu met
Andreas in de hutten bevond. Joannes en Jakobus met hun vader
Zebedeüs en meer anderen waren op de schepen. In het middelste
schip was de vader van Petrus’ vrouw en drie zonen van die
vader; ik heb van allen de naam geweten, maar ben die weer
vergeten; de vader droeg ook de bijnaam Zelotes, omdat hij eens
in een geschil met de Romeinen betreffende het scheepvaartrecht
op het Meer, voet bij stuk gehouden en het pleit gewonnen had;
vandaar die bijnaam. Er waren wel 30 mensen op de schepen.
Jezus volgde tussen de hutten en de schepen de afgetuinde
oeverweg; Hij had een gesprek met Andreas en nog anderen; ik
weet niet of Hij ook met Petrus sprak, maar zij kenden Hem nog
niet; Hij sprak over Joannes en de nabijheid van de
Messias. Andreas was reeds gedoopt en een leerling van Joannes.
Afscheid nemend zegde Jezus dat Hij tot hen nog zou
weerkeren.
Fascikel 9
40