background image
Ik zag Jezus met ongeveer tien medegezellen over een hoogte van
de Libanon naar een grote stad gaan (hoogte = bergketen, zie
VOORREDE, nr. 7), die zich langs de Middellandse Zee uitstrekt.
Van op de hoogte was het vergezicht onbeschrijfelijk schoon. De
stad (nl. Sidon) scheen onmiddellijk bij de zee te liggen, doch,
wanneer men erin was, lag ze er nog wel drie kwartier van af; ze
was zeer groot en vol drukte, en, van de hoogte naar beneden
kijkend, meende men op een ontelbare menigte schepen neer te
zien, want op de platte daken van die ontelbare huizen stond een
bos van hoge staken, stangen en stellingen met lange banen van
lijnwaad bespannen en behangen en daartussen was het een
gewemel van arbeidende mensen; het waren rode en anders
gekleurde en ongekleurde banen lijnwaad. Het omliggende
gewest lag vol kleine, zeer vruchtbare dorpen en alles hing vol
vruchten. Er stonden vóór en in de dorpen vele grote bomen, en
daar omheen een kring van banken; ook waren zitplaatsen in de
takken, waarin gehele gezelschappen als in priëlen konden zitten,
die zij met trappen bereikten. De vlakte waarin de stad tussen de
zee en het gebergte ligt, is niet zeer breed (zie onze beschrijving
van de kustvlakte in fasc. 8; studie H. Land, pag. 96).
Er waren heidenen en Joden in de stad, en ze dreven handel met
elkander; er heerste daar veel afgoderij. De Heer preekte
onderweg in de dorpen onder de grote bomen. Hij
We zagen Hem inderdaad bij Hebron de wegen betreden en de spelonk
bezoeken van Joannes, de grootste aller profeten; Hij zal later ook de wegen
van zijn eigen moeder bewandelen.
Straks zal Jezus hogerop gaan tot in de omstreken van Beyroet en het is
een feit dat wij in die omstreken op de kaart meerdere namen vinden die aan
Elias herinneren:
-
Kabb Elias, 4 uren ten oosten van Beyroet;
-
Ant-elias, 2 uren ten noordoosten van Beyroet;
-
Mar Elias, 2 uren ten oosten van Ant-elias en
-
Bar Elias, 2 uur ten oosten van Mar Elias.
Ik durf ook niet stellig beweren dat een verblijf of reis van Elias het ontstaan
aan die namen gegeven heeft. (Zie nochtans ook nr. 208, 30 juni).
Fascikel 9
43