Jezus gaat naar Kafarnaüm.
215.
11 augustus. –
Ik zag Jezus met zijn gezellen op weg tussen Betsaïda en
Kafarnaüm, waar zijn woonhuis stond; zij gingen overal in de
verspreid liggende huizen en nodigden de mensen uit tot een
prediking die Jezus ging doen; er kwamen vele mensen samen en
Jezus hield voor hen een lange redevoering, maar onder
de toehoorders zag ik niemand van de latere apostelen.
Het volgende vertelde zij zeer rustig in een toestand van
helderziendheid, als gebeurden de feiten onder haar ogen, doch
spoedig werd zij in haar verhaal onderbroken.
13 augustus. –
Ik heb Jezus zo-even te Kafarnaüm zelf naar de school zien gaan;
zijn houding onder het gaan is rechtop en statig; Hij handelt
vrijmoedig, als was Hij gans onbekend (die de aandacht niet trekt
en dus niets te vrezen heeft). De drie leerlingen gaan het naast
rond Hem; er volgen vele scharen van alle kanten en hieronder
ook vissers. Ik zie Petrus en Andreas en ook anderen en
bovendien nog velen, die reeds door Joannes gedoopt zijn; zij
hadden zonder twijfel Jezus reeds gezien. Hij had, vóór zijn reis
naar Sidon, zoals ik het me nu herinner, bij het Meer met hen
gesproken (nr. 209). Nu hadden zij over Hem horen spreken,
deels door zijn optreden in andere gewesten, deels ten gevolge
van zijn laatste prediking te Betsaïda.
De Kafarnaümnaren waren zeer blij met zijn komst; zij waren
benieuwd wat voor een nieuwe leer Hij hun bracht; de school was
netjes in orde. Jezus gaat aan een kant van de zaal de trappen op
naar het spreekverhoog, en een talrijke menigte verdringt zich zo
dicht om Hem, dat Hij Zich herhaaldelijk genoodzaakt ziet hoger
te stijgen ... Hier werd zij onderbroken (cfr. VOORREDE, nr. 2).
Fascikel 9
59
|