background image
224.
Op de 9e september sprak Jezus hier in de synagoge.
De Farizeeën waren Hem zeer vijandig; Hij handelde over de
nabijheid van de Messias. Hij betoogde! “Gij verwacht
Hem in wereldse heerlijkheid, maar Hij is reeds
gekomen; Hij zal arm verschijnen, maar de waarheid
brengen; Hij zal meer kritiek dan lof verwerven, want
Hij wil de gerechtigheid. Laat u echter niet van Hem
scheiden, opdat gij niet verloren gaat, zoals de
tijdgenoten van Noach; men spotte met deze
aartsvader, terwijl hij moeizaam de Ark bouwde, die
hen uit de zondvloed moest redden. Allen die hem
niet bespot hebben, zijn in de Ark gegaan en
behouden gebleven.”
Zich hierna tot zijn leerlingen alleen wendend, vervolgde Hij:
“Scheidt u niet van Mij af, gelijk Lot die zich van
Abraham scheidde en die op zoek naar betere
weiden, te Sodoma en Gomorra belandde, die tot het
vuur veroordeeld waren. En kijkt niet om naar de
pracht en de rijkdom van de wereld, die door het
vuur van de hemel verteerd wordt, opdat ook gij niet
in zoutzuilen verandert, gelijk de vrouw van Lot;
blijft bij Mij in alle angst en Ik zal u helpen.” Door
deze en dergelijke woorden wekte Jezus hen op tot moed en
vertrouwen en volharding.
Dit maakte de Farizeeën nog kwader en zij zeiden: “Wat belooft
Hij hun, terwijl Hijzelf toch niets bezit. Zijt Gij niet de Zoon van
Jozef en Maria van Nazareth?”
Jezus gaf hun hierop slechts een algemeen antwoord:
“Degene wiens Zoon Ik ben, zal het verkondigen!”
(Straks in mijn doopsel!)
Toen zegden zij Hem: “Hoe spreekt Gij van de Messias, hier en
overal waar Gij gepredikt hebt en wij U nagegaan hebben? Gij
Fascikel 9
86