smartelijk het Hem zou vergaan, hoe ondankbaar de
mensen zouden zijn.
Eliud ondervroeg Hem zeer eenvoudig en openhartig en hij
verstond alles beter dan de apostelen in het begin: hij verstond
alles meer naar de geest. Toch kon hij zich nog niet realiseren
wat er uit dit alles zou worden, noch wat er op het punt stond te
gebeuren. Hij vroeg Jezus daarom waar zijn Rijk dan zou zijn, in
Jerusalem, in Jericho of Engedi? Jezus antwoordde dat zijn
Rijk was waar HIJ was, en dat Hij geen uiterlijk
(werelds) Rijk zou hebben. Ik hoorde heden en ook de
volgende dag menige aanhaling uit H. Schrift, waarvan de
woorden de inwendige of geestelijke zin niet weergeven; ook vele
profetieën, waarvan de woorden en beelden te letterlijk en te
materieel verstaan werden38.
De ouderling keuvelde zo maar onbevangen en eenvoudig door;
hij vertelde Jezus veel over zijn moeder, alsof de Heer het niet
wist, en Jezus luisterde met alle liefde en belangstelling39. Eliud
vertelde over Joakim en Anna en over Anna’s leven en dood.
Hierbij kreeg ik in een nevenvisioen Anna’s overlijden te
aanschouwen. (Dit tafereeltje is overgeplaatst naar fasc. 7, nr.
201). Jezus verklaarde dat geen vrouw kuiser was
geweest dan Anna (cfr. fasc. l, nr. 29), en dat zij na
Joakims dood nog twee huwelijken had aangegaan,
maar dat dit op Gods bevel was geschied, omdat het
bepaalde getal vruchten uit deze stam vol gemaakt
moest worden.
38 Jezus’ Rijk is waar HIJ is. – Het slot van een gebed, door Christus aan de
H. Mechtildis aangeleerd: “Breng de zielen in Uw glorierijk, dat
geen ander is dan Gijzelf.”
39 Jezus luisterde liefdevol. – De bevoorrechte Zr. Jozefa Menendez, met
wie Jezus vertrouwelijk in vele verschijningen omging, getuigt dat Jezus haar
altijd liefdevol, geduldig en aandachtig aanhoorde, naar haar klachten,
opwerpingen en wensen luisterde, ‘met een goedheid, waarvan niemand
zich een idee kan vormen.’ (Un Appel à l’Amour, 349, ook 150).
Fascikel 9
98
|