| Van hier kan men de plaats zien liggen, waar Jezus ten sabbat gaat; daar hebben voortijds bloedverwanten van Jezus gewoond. Die plaats waarheen Jezus zich nu geheel alleen begaf, was niet Jizreël, zoals ik gemeend had, want ook Jizreël zag ik liggen; zij heette Goer en lag op een berg56. Jozefs broeder, die later naar Zabulon trok en veelvuldige betrekkingen met de H. Familie onderhield, had hier gewoond. Jezus ging hier ongemerkt in een herberg, waar men Hem de voeten waste en spijzen voorzette. Hij had een kamer voor Hem alleen en Hij liet zich hier een schriftrol uit de synagoge brengen; Hij las er gebeden uit, nu knielende, dan staande en ook omhoogziend; zijn kamer was door schermen afgezonderd; de school bezocht Hij niet; ook zag ik eens lieden tot Hem komen, die Hem verlangden te spreken, maar Hij ontving hen niet. (Hij bracht zijn tijd door in een volstrekte afzondering). Leerlingen op weg naar de doop. De door Jezus vooruit gezonden leerlingen (fasc. 9, nr. 241) zag ik eergisteren in Kafarnaüm aankomen, doch ongeveer slechts vijf van de meer gekende en zij spraken met Maria. Twee van hen gingen naar Betsaïda Petrus en Andreas halen. Jakobus de Mindere, Simon, Taddeüs, Joannes en Jakobus de Meerdere 56 Goer of Gur. – Volgens II Kon. 9, 27, genomen in zijn samenhang, ligt Goer ten zuiden van Djenin of Engannim, op de eerste hellingen van het Samaritaans gebergte dat de Esdrelonvlakte in het zuiden afsluit. Een klimweg loopt door de bergpas naar de hoger gelegen vlakte van Dozan (250 m). Naast de pas ligt ten westen de ruïne Belameh (het oude Jibleam) en er tegenover ten oosten de ruïne Nadj-djar. Het 2e lid van Nadj-djar is hetzelfde als Goer. Welnu, zo weten wij uit de H. Schrift, Ochozias werd dodelijk gewond ‘in de engte, op de klimweg van Gur, dat bij en tegenover Jibleam gelegen is.’ Alles is toepasselijk op Nadj-djar, in zijn 2e lid zelfde naam als Goer, en wij kunnen het bijgevolg met de grootste waarschijnlijkheid als Goer beschouwen (grote kaart 2). Fascikel 10 130 |