| Al wat ik mij uit hun kort gesprek herinner is, dat Herodes hem vroeg waarom hij te Ennon in zulk een ellendige hut woonde, dat hij hem daar een huis wilde laten bouwen. Joannes antwoordde dat hij geen huis behoefde, dat hij het onmisbare had en de wil deed van Degene die groter is dan hij; hij sprak ernstig, streng en kordaat en keerde terug; hij was op een aanzienlijke afstand van Herodes blijven staan; hij had weinig gesproken en de blik van hem afgewend gehouden. 272. 30 juni, Sabbat (fasc. 9, nr. 208). – Ik heb gezien dat de zonen van de overleden Alfeüs en Maria van Kleofas, nl. Simon, Jakobus de Mindere en Taddeüs, en haar zoon uit haar tweede huwelijk met Sabas, Joses Barsabas, zich bij Ennon door Joannes hebben laten dopen. Ook Andreas en Filippus zijn reeds bij hem geweest en Andreas is door hem gedoopt, en, naar ik meen, ook Filippus; daarna zijn zij tot hun bezigheden teruggekeerd. Joannes de Doper heeft reeds een twintigtal leerlingen. 4 juli. – De meeste apostelen en vele leerlingen zijn reeds gedoopt, maar Natanael nog niet en ook nog niet een leerling wiens naam me nu niet invalt. Hier werd de zienster gevraagd of zij zich niets betreffende een doopsel van Maria herinnerde, maar zij zei: “Neen, niet duidelijk, maar me dunkt dat zij door de apostel Joannes na Christus’ hemelvaart geheel alleen in de vijver Bethesda is gedoopt maar ik herinner het me niet met zekerheid; de overige vrouwen zijn toen Fascikel 10 193 |