| 
 Een naburige vorst van Sidon had soldaten ter bescherming van 
de afgodendienaars gestuurd en ook Herodes wilde er nu soldaten 
heen sturen, om onder de stedelingen de rust te herstellen. 
Die soldaten waren bijeengeraapt gespuis; ik zag ze te Kallirrhoƫ 
bij Herodes; zij stelden hem in kennis van hun plan, zich eerst 
door Joannes te laten dopen; doch dit was diplomatie; het was een 
list om daardoor meer gezag op de mensen te hebben. 
Herodes antwoordde hun dat dit niet strikt vereist was; daar 
Joannes geen wonderen deed, hoefde men ook zijn zending niet te 
erkennen; zij mochten overigens raad te Jeruzalem gaan 
inwinnen. Ook zag ik hen inderdaad hierna te Jeruzalem; zij 
wendden zich tot drie verschillende raden om inlichtingen, 
waaruit ik kon opmaken dat het de raden van drie partijen 
(richtingen of gezindheden) waren. Dit geschiedde in het 
gerechtshof, waar Petrus later de Heer verloochende; er zaten daar 
vele rechters (juist in zitting vergaderd) en er was veel volk. De 
priesters antwoordden hun spottend en hooghartig, dat zij dit doen 
of laten konden, dat zulks volkomen eender was. 
Ik zag dan ongeveer dertig van die mannen bij Joannes, maar deze 
stuurde hun heftige verwijten toe; hij doorzag hen en verweet hun 
dat het hun er niet om te doen was hun leven te beteren. 
Daarom doopte hij maar enkelen van hen, in wie hij nog enige 
goede grond zag, nadat hij hen over hun huichelarij scherp had 
berispt. 
Bij Joannes te Ennon komen nu vele mensen bijeen; Joannes 
doopt nu niet gedurende verscheidene dagen, maar hij preekt 
onvermoeid en streng. Grote menigten van Joden, heidenen en 
Samaritanen lagen, van elkander gescheiden, op de heuvelen en 
schansen, en onder afdaken, deels in de schaduw, deels onbeschut 
onder de blote hemel rondom het leergestoelte van Joannes, naar 
wie zij allen luisterden; zo lagen er bij honderden rond hem om 
zijn woord te horen en de doop te ontvangen, om dan weer weg te 
trekken. 
Fascikel 10 
197 
 |