| 
 Toen de afgezanten uit Jeruzalem bij Joannes aankwamen, had hij 
sedert drie dagen het dopen gestaakt, maar nu was hij even weer 
begonnen. De afgevaardigden wilden dat hij kwam 
onderhandelen, doch hij antwoordde: “Zodra ik klaar ben.” 
Hij heeft hun een kranig en kort bescheid gegeven; zij legden hem 
te laste dat hij eigenmachtig te werk ging, dat hij zich eerst te 
Jeruzalem aangeboden moest hebben (om de nodige volmacht te 
krijgen) en dat hij niet aldus gelijk een woesteling gekleed moest 
zijn. Toen de gezanten zich terugtrokken, bleven Jozef van 
Arimatea en de zoon van Simeon bij Joannes en ontvingen van 
hem de doop. Vele mensen die hier gekomen waren, had Joannes 
niet willen dopen; dezen wendden zich nu tot het gezantschap en 
beschuldigden hem van partijdigheid. 
De latere apostelen keren naar hun gewesten terug, waar zij veel 
over Joannes vertellen, maar worden ondertussen aandachtiger op 
Jezus. Door Joannes’ leer immers krijgen zij een voorgevoel 
nopens Hem, (dat Hij Degene zou kunnen zijn, die door Joannes 
aangekondigd wordt). 
Op zijn terugweg naar Jeruzalem ontmoette Jozef van Arimatea 
Obed, een bloedverwant van Serafia (Veronika), die een dienaar 
in de tempel is; hij vertelde aan deze, op zijn verzoek, veel over 
Joannes. Obed laat zich nu ook door Joannes dopen. Als 
tempeldienaar bleef hij een geheime leerling van Jezus tot hij later 
(openlijk) tot Jezus kwam. 
Doop van zieken. – Joannes naar Jericho. 
276. 
19 juli (fasc. 9, nr. 210). – 
Niettegenstaande grote hitte en afgematheid, glimlachte de  
vertellende heden hartelijker dan naar gewoonte.  Naar de reden  
hiervan gevraagd, antwoordde zij:   
Fascikel 10 
199 
 |