Er waren daar verscheidene leerlingen in witte klederen met brede
gordels, zoals de Apostelen bij hun eerste
godsdienstplechtigheden gekleed waren; zij waren assistenten bij
een soort offerande; er werd gewierookt. Joannes zelf verbrandde
op een draagbaar reukaltaar verscheidene reukkruiden en
-wortelen, en, zo ik meen, ook koornaren. Alles was met
slingerkransen, bloemen en groen versierd; er waren ontelbaar
veel dopelingen.
De priestergewaden en sieraden van de Doper waren op de
huidige doopplaats vervaardigd geworden. In deze dagen
woonden hier aan de Jordaan ook vrouwen, doch af
rd;
gezonde
zij
werden niet gedoopt, doch maakten allerlei benodigdheden n
e
geestelijke klederen voor de Doper.
De herkomst van de edelstenen in het borstschild van de Doper
wordt door de zienster verder in nr.
5,
28
einde, aangetoond.
Joannes scheen in alles wat hij deed als een nieuwe kerk te
beginnen; hier verrichtte hij ook niet meer die handarbeid van
vroeger en hij had onder het dopen een lang wit gewaad
.
aan
Alleen de doopplaats van Jezus bereidde hij nog geheel met eigen
handen en de leerlingen droegen hem het nodige aan.
Ik zag Joannes op de feestplaats een grote en bezielde leerrede
houden. Hij stond boven op de tent in zijn
at.
priesterorna
De tent
had immers rondom gaanderijen, zoals de tenten van de H.
Driekoningen in Arabiƫ. Tegen de muur die de plaats omringde,
waren rondom opstijgende zitplaatsen aangebracht (wellicht twee
of drie trapbanken boven mekaar, hetzij deze met de hutten
afwisselden, hetzij de lichte hutten voor deze gelegenheid
weggenomen waren). Daarop namen de talrijke aanwezigen
plaats.
Joannes sprak over de Zaligmaker, die hem gezonden had en die
hij nooit had gezien en over de doortocht door de Jordaan.
Er was in de tent ook weer een reukoffer, waarbij kruiden
verbrand werden. Ik zag dat men van Mizpa in het zuiden tot
Fascikel 10
215
|