| 
 Toen vroeg Herodes hem waarom hij niet nader tot hem kwam en 
steeds maar uit de verte tot hem riep, en Joannes antwoordde: “Gij 
waart blind en zijt door uw echtbreuk nog blinder geworden, en 
hoe meer ik nader, hoe blinder gij zult worden, maar wanneer ik 
in uw macht zal zijn, zult gij iets doen wat u zal berouwen!” Dit 
was een voorzegging van zijn dood. Herodes en zijn wijf 
verlieten nu zeer verbitterd Joannes. 
287. 
In de laatste dagen zag ik Joannes zeer bedroefd; het was alsof 
zijn tijd nu welhaast ten einde liep, want in zijn doen legde hij niet 
meer zoveel vurigheid aan de dag. 
Ik heb gezien dat hem grote moeilijkheden aangedaan werden; 
t 
he 
ene gezantschap volgde op het ander, nu uit Jericho, dan uit 
Jeruzalem en ook van Herodes en allen wilden zij hem uit de 
doopplaats verdrijven; zijn aanhangers hadden een aanzienlijk 
terrein rond de doopplaats als een kampeerplaats ingenomen. 
Men eiste nu van Joannes dat hij van die plaats zou wijken en zich 
over de Jordaan terugtrekken. Ik zag zelfs dat soldaten van 
Herodes de hier gekampeerden wegdreven en de omtuiningen tot 
op een zekere oppervlakte na wegbraken, maar tot Joannes in zijn 
tent bij de 12 stenen zijn zij toch niet gekomen. 
Ik zag Joannes zeer bedroefd en terneergeslagen met zijn 
leerlingen daarover spreken; hij wenste zo vurig dat Jezus tot zijn 
doop zou komen en hij voor Hem naar de andere zijde mocht 
wijken; hij zou niet lang meer onder hen, zijn leerlingen blijven. 
Dezen waren hierover zeer bedroefd, want zij wilden niet dat hij 
hen verliet. 
Fascikel 10 
230 
 |