| 
 Giah; (Es zog sich das Gebirg bis zu dem Berg Amman an der 
Wüste Giah gegenüber).94 
Jezus was daar geweest de avond eer Hij te Betanië kwam. 
Bezoek aan twee rustplaatsen van Jozef en Maria 
op hun reis naar Bethlehem. 
298. 
2 oktober = 1 Tisri; Nieuwe Maan. – 
De volgende dag zag ik Jezus met zijn gezellen Ensemes verlaten, 
over de beek gaan en in Judea komen. 
Waarschijnlijk zou hier moeten staan: in de stam Juda, want volgens  
Jos. 15, 7 en 18, 17 is En‐Semes, d.i. ‘bron van de zon’, een grensstad  
tussen Benjamin en Juda; nochtans heeft de noordgrens van Judea  
een tijdlang door dit gewest gelopen, zodat Jericho tot de provincie  
Samaria behoorde (fasc. 4, nr. 109, voetnoot 233).   
Jezus volgt meestal binnenwegen en me dunkt dat Hij de plaatsen 
in de omstreken van Joannes’ doopplaats wil bezoeken en ook 
door de dalen wil trekken, waar de H. Maagd met Jozef langs 
omwegen naar Bethlehem reizend, geherbergd heeft; Hij wil zelfs 
94 Gewest zeer bergachtig. – Van de Olijfberg voort en van heel de rand der 
hoogste bergvlakte daalt de bodem zeer steil en met ontelbare verwarde 
ravijnen en kloven naar de Jordaanvallei. Op de genoemde rand lag, zoals 
wij bij nr. 250 zagen de heuvel Amma, waarvan Ammon de tweevoudvorm 
is. 
Onder gebergte verstaat K. louter de berghelling (zie VOORREDE, nr. 7). 
De bodem verheft zich steil tot Amma of Ammon, zegt K.; ze had ook 
kunnen zeggen tot Betanië, de Olijfberg, tot Rama, tot Berota (el-Bireh) of tot 
Betel (cfr. nrs. 576, 678). 
Hoe steil de helling is, make men op uit deze hoogtegetallen: 
- 
bij Ensemes 317 m, 
- 
Olijfberg 818 m, 
- 
Amma 839 m. 
Fascikel 11 
254 
 |