Maar de STAD Gilgal, waartoe Jezus tot de avond naderde, strekt
zich verspreid en door vele tuinen onderbroken, in de lengte wel
een uur ver uit naar de kant van de verblijfplaats van de Doper102.
102 STAD Gilgal = Djeldjoel. – Wanneer men van Jericho uit de weg naar
het oosten volgt, bereikt men na een half uur gaans de grens van Gilgal.
Volgens Jos. 4, 19 grensde het oostelijk aan Jericho. Op dat punt draagt
een kleine heuvel in de vlakte de naam Djeldjoel, Arabische vorm voor het
Hebreeuwse Gilgal.
Links van de weg ziet men een eenzame tamarisk (= een veerachtige
struik), genaamd: Sjedjeret el-Itleh of Nitleh.
Ruim 300 m ten zuidoosten van de tamarisk ligt een waterbak Birket
Djeldjoel, met afmetingen van 31 m bij 26 m. Ten oosten en ten westen van
de boom kan men de grondmuren in metselwerk volgen van 3 gebouwen.
Grondmuren en vijver zijn gemetseld met ruw behouwen stenen zonder
mortel en zijn bijgevolg zeer oud. Het terrein van de bouwwerken ligt
bezaaid met stenen, waarvan sommige van zwaar kaliber zijn; andere zijn
van middelbare proportie en de rest is klein materiaal.
Ook vond men op een terras vele mozaïeksteentjes; men vermoedt dat ze
afkomstig zijn van de kerk, die men op dit terras veronderstelt.
Vele oude pelgrims vermelden te Gilgal een kerk, waarin nog lang te zien
zouden geweest zijn de 12 stenen die Josuë uit de Jordaan aan land liet
brengen en plaatsen in het kamp te Gilgal.
Deze gegevens vergelijkend met wat K. te Gilgal vermeldt in de volgende
nummers, mogen wij besluiten dat onze veronderstelling over de weg van
Jezus om Jericho heen niet onredelijk is geweest (zie nr. 316, voetnoot 100),
want zodra Jezus Gilgal bereikte, kwam Hij op de beschreven plaats, terwijl
de stad zich oostwaarts wel een uur ver verspreid uitstrekte. Deze plaats
moeten wij dan wel Gilgal-centrum of hoofdwijk noemen.
K. noemt te Gilgal 5 voorname plaatsen of gebouwen:
a)
de omsloten heilige plaats van de bekendmaking der 6 vervloekingen en
der 6 zegeningen;
b)
de besnijdenisheuvel (Jos. 5, 2-3);
c)
een herberg;
d)
een hoge, terrasvormige, met trappen opstijgende oeverplaats, waar
een bad- en reinigingsinstallatie was en waar ook het doopsel
toegediend werd, en tenslotte
e)
de grote synagoge.
Zonder ons aan precieze identificaties te wagen, mogen wij wel een
overeenkomst zien van de twee beschrijvingen, welke de topografie en K.
ons van de plaats geven.
Fascikel 11
296
|